Medtronic Aptus Heli-FX Gebrauchsanweisung Seite 204

3. Selecteer de juiste Heli-FX-geleider op basis van de diameter van de aorta die wordt behandeld en het gebied waarin de endograft wordt gefixeerd. Zie Tabel 3.
4. Spoel de Heli-FX-geleider via de spoelpoort door met gehepariniseerde zoutoplossing en spoel de obturator door via de proximale luer.
5. Breng de obturator in de geleider in.
6. Voer de Heli-FX-geleider en obturator onder röntgendoorlichting op over de voerdraad van 0,89 mm (0,035 inch) en positioneer ze in de gewenste aorta-afdichtingszone. Gebruik
de C-vormige radiopake markering op de distale tip van de Heli-FX-geleider als hulpmiddel bij de röntgendoorlichting. Als extra hulpmiddel bij de röntgendoorlichting is een
lineaire markering aangebracht langs de lengte van de buigbare tip, op de wand die tegenovergesteld ligt aan de richting van de buiging.
Opmerking: Vóór plaatsing van de Heli-FX-geleider moeten eventuele controlemechanismen van de proximale of distale stent van de endograft worden opgeheven om te zorgen
voor goede appositie van de endograft tegen de afdichtingszone van de aortanek en om interferentie tussen het Heli-FX-syteem en het plaatsingssysteem van de endograft te
voorkomen.
7. Verwijder de voerdraad en vervolgens de obturator om bloedverlies via de hemostaseafdichting van de Heli-FX-geleider tot een minimum te beperken.
Let op: Nadat de obturator is teruggetrokken, kan de Heli-FX-geleider worden gebruikt om met de hand contrastmiddel te injecteren, zodat u de juiste positie van de endograft
kunt bevestigen alvorens een EndoAnchor-implantaat te implanteren. Voordat u met de hand contrastmiddel injecteert, aspireert u de geleider met een spuit die op de
eenwegkraan op de achterkant van de bedieningshandgreep van de geleider is aangebracht, om eventuele binnendringing van lucht in het vaatstelsel van de patiënt te
voorkomen. Gebruik geen power injector om angiografie via de Heli-FX-geleider uit te voeren.
8. Draai de deflectieknop op de bedieningshandgreep onder röntgendoorlichting met de wijzers van de klok mee om de distale tip van de Heli-FX-geleider in de richting van de
eerste implantatielocatie te bewegen.
Opmerking: De C-vormige markering aan het distale uiteinde van de geleider bestaat uit radiopaak materiaal dat zich alleen uitstrekt rond een deel van de omtrek van het lumen.
Deze markering verschijnt als "C" wanneer deze naar de beeldversterker gericht is, als een vaste lijn wanneer deze lateraal ten opzichte van de beeldversterker gericht is, en als
"Ɔ" wanneer deze van de beeldversterker af gericht is. De C-vormige markering dient als hulpmiddel bij de juiste oriëntatie van de geleider ten opzichte van de graft en aorta op
de juiste EndoAnchor-implantatielocatie. Aan de tegenovergestelde zijde van de richting van de buiging bevindt zich een rechte radiopake markering aan het distale uiteinde van
de Heli-FX-geleider. Deze rechte markering vormt een indicatie van de juiste rotatie-oriëntatie van de geleider vóór de buiging. In de laterale weergave positioneert u de rechte
radiopake markering op de tegenovergestelde zijde van het beoogde aanbrengoppervlak. Wanneer u aan de deflectieknop draait, buigt de geleidertip in de tegenovergestelde
richting ten opzichte van de rechte markering. Het verdient aanbeveling het EndoAnchor-implantaat te implanteren terwijl u de geleider lateraal ten opzichte van de
beeldversterker ziet (de C-vormige markering moet als vaste lijn parallel aan de graft en aortawand verschijnen, zoals getoond in Afbeelding 6).
1. Rechte markering
2. Richting van buiging van geleider
3. Rechte markering
4. Locatie voor plaatsing van EndoAchor-implantaat
Voorbereiding van Heli-FX-aanbrenginstrument
1. Selecteer de juiste lengte van het Heli-FX-aanbrenginstrument op basis van de gebruikte geleider en de anatomische locatie die wordt behandeld.
2. Om het Heli-FX-aanbrenginstrument in te schakelen, drukt u stevig op het midden van de achteruit-knop en houdt u deze ten minste vijf seconden ingedrukt, of totdat de motor
start. Hierdoor start een zelfcontrolereeks met geluidssignalen en zichtbare groene lampjes. Aan het einde van deze reeks knippert de groene achteruit-pijl, wat aanduidt dat het
aanbrenginstrument klaar is om het eerste EndoAnchor-implantaat te laden. Zie Afbeelding 1 voor een illustratie van de bedieningshandgreep van het Heli-FX-
aanbrenginstrument.
Let op: Als het blauwe indicatielampje oplicht aan het einde van de zelfcontrolereeks, heeft het Heli-FX-aanbrenginstrument een fout gevonden en mag hij niet worden gebruikt.
Het blauwe lampje geeft een intern probleem aan en betekent dat het instrument niet functioneel is. Als het blauwe indicatielampje oplicht, vervangt u het aanbrenginstrument
door een nieuw exemplaar en herhaalt u de reeks voor het inschakelen.
3. Spoel het binnenlumen van het Heli-FX-aanbrenginstrument via de spoelpoort door met gehepariniseerde zoutoplossing.
4. Laad het aanbrenginstrument door stevig op het midden van de achteruit-knop te drukken. Terwijl de motor loopt, steekt u het distale uiteinde van de katheter van het
aanbrenginstrument in een ongebruikte EndoAnchor-implantaatpoort op de EndoAnchor-cassette. Zie Afbeelding 7 voor voorbeelden van gebruikte en ongebruikte EndoAnchor-
poorten. De groene achteruit-pijl knippert en het EndoAnchor-implantaat wordt vanuit de cassette in het distale uiteinde van het Heli-FX-aanbrenginstrument geladen. Wanneer
het EndoAnchor-implantaat is geladen, klinken er twee geluidssignalen en knippert de groene vooruit-pijl, wat betekent dat de eerste fase van de plaatsing van het EndoAnchor-
implantaat voltooid is. Het EndoAnchor-implantaat wordt nu in het aanbrenginstrument geladen en het aanbrenginstrument kan uit de cassette worden verwijderd.
202 Gebruiksaanwijzing Nederlands
2
3
4
Afbeelding 6. Richting van buiging van de geleider ten opzichte van rechte markering
1