Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Medtronic Aptus Heli-FX Gebrauchsanweisung Seite 205

Systeme, bestehend aus den heli-fx führungskathetern, heli-fx applikatoren, endoanchor implantaten und endoanchor kassetten
Inhaltsverzeichnis

Werbung

1. Ongebruikte EndoAnchor-poort
2. Gebruikte EndoAnchor-poort
Opmerking: U kunt het geladen EndoAnchor-implantaat controleren door de distale tip van het Heli-FX-aanbrenginstrument visueel te inspecteren.
Het EndoAnchor-implantaat implanteren
1. Zorg ervoor dat de bedieningshandgreep van de geleider stabiel is en breng de tip van het geladen aanbrenginstrument in via de hemostaseafdichting van de
bedieningshandgreep.
2. Positioneer de geleider op de gewenste locatie voor plaatsing van het EndoAnchor-implantaat (zie Afbeelding 6).
Plaats de EndoAnchor-implantaten binnen de gewenste afdichtingszone, normaal gesproken binnen de meest proximale of meest distale endograftstent
Verdeel de EndoAnchor-implantaten zo gelijk mogelijk rondom de omtrek van de afdichtende stent
Het aanbevolen minimumaantal EndoAnchor-implantaten is gebaseerd op het type endograft (bifurcatie of buisvormig), de angulatie van het bloedvat en de diameter van
het natieve bloedvat, en is niet afhankelijk van de mate waarin een te grote maat endograft wordt gebruikt. De aanbevolen minimumwaarden zijn conservatief, gebaseerd
op theoretisch zo ongunstig mogelijke modellen, en gebruiken de resultaten van versnelde duurzaamheidstests om aan te tonen dat de verbinding tussen het
EndoAnchor-implantaat en de endograft de berekende cyclische belasting kan weerstaan. Zie Tabel 4 en Tabel 5. Naar oordeel van de arts kunnen er meer of minder
EndoAnchor-implantaten worden geplaatst. Er is een extra EndoAnchor-cassette verkrijgbaar wanneer tot 5 aanvullende EndoAnchor-implantaten gewenst zijn, naast de
EndoAnchor-implantaten die bij elk Heli-FX-aanbrenginstrument worden meegeleverd (in totaal dus 15 EndoAnchor-implantaten). Gebruik meerdere
aanbrenginstrumenten als u voor de ingreep meer dan 15 EndoAnchor-implantaten nodig heeft.
Let op: U mag geen EndoAnchor-implantaten plaatsen in niet-ondersteunde delen van endografts of delen van grafts waar de stents niet volledig aan het graftmateriaal zijn
bevestigd.
3. Voer het aanbrenginstrument onder röntgendoorlichting via de geleider op totdat het aanbrenginstrument aan het distale uiteinde van de geleider tevoorschijn komt en contact
maakt met de endograft. Voer het aanbrenginstrument langzaam verder op totdat u weerstand voelt, wat aangeeft dat het aanbrenginstrument de endograft stevig tegen de
vaatwand drukt. Buiging van de geleider van de endograft weg moet onder röntgendoorlichting worden gevisualiseerd.
Opmerking: Het wordt aanbevolen de EndoAnchor-implantaten in een laterale weergave te implanteren, zoals getoond in Afbeelding 8. In deze oriëntatie wordt de distale C-
markering van de Heli-FX-geleider als een vaste rechte lijn weergegeven. Als de distale C-markering van de geleider tijdens het opvoeren van het aanbrenginstrument van een
rechte lijn in een C-vorm verandert, geeft dat aan dat het aanbrenginstrument niet langer loodrecht ten opzichte van de endograft gepositioneerd is (zie Afbeelding 9). Als dit het
geval is, moet de appositiekracht worden verminderd door het aanbrenginstrument enigszins terug te trekken en moet de geleider zo nodig opnieuw worden gepositioneerd.
Zie Afbeelding 8 voor de juiste oriëntatie van het implantaat. Als u probeert de EndoAnchor-implantaten in een tangentiële oriëntatie te implanteren, kan dit leiden tot problemen
bij de implantatie en tot suboptimale fixatie of afdichting van de endograft.
4. Druk met behulp van de bedieningshandgreep van het Heli-FX-aanbrenginstrument stevig op het midden van de vooruit-knop voor de eerste fase van de plaatsing van het
EndoAnchor-implantaat. Het EndoAnchor-implantaat wordt gedeeltelijk geplaatst en pauzeert. Er klinken vier geluidstonen en de lampjes van de vooruit- en achteruit-pijl lichten
afwisselend op om aan te duiden dat de gebruiker kan doorgaan met de plaatsing of het EndoAnchor-implantaat kan terugtrekken in het aanbrenginstrument.
Opmerking: Als het EndoAnchor-implantaat zich niet op de gewenste locatie bevindt, drukt u stevig op het midden van de achteruit-knop om het EndoAnchor-implantaat weer in
het aanbrenginstrument te brengen en het instrument te verplaatsen.
Tabel 4. Aanbevolen minimumaantal EndoAnchor-implantaten – bifurcatie-endografts
Diameter van aortanek (proximaal)
≤ 29 mm
30-32 mm
Tabel 5. Aanbevolen minimumaantal EndoAnchor-implantaten – buisvormige endografts
Diameter van aortanek (proximaal of distaal)
≤ 29 mm
30-32 mm
33-36 mm
37-40 mm
> 40 mm
1
2
Afbeelding 7. EndoAnchor-cassette
Angulatie van graft
≤ 60°
4
6
Angulatie van graft
≤ 60°
> 60°-75°
4
4
4
4
4
5
5
6
5
7
Gebruiksaanwijzing
> 75°-90°
4
5
7
8
9
Nederlands
203

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Diese Anleitung auch für:

Aptus heli-fx endoanchor

Inhaltsverzeichnis