Klem-
Signaal
nummer
18
Y2PE
(beschermingsgeleider)
19
Druk
20
GNDA
21
Niveau
22
GNDA
7.5.3
Interface RS-485
Via de RS-485 interfaces S1 en S2 kan de gehele informatie worden opgevraagd
van de besturingseenheid en vervolgens worden gebruikt voor de communicatie
met controlecentra of andere apparaten.
•
S1 interface
–
Met behulp van deze interface is het mogelijk om max. 10 apparaten
te bedienen in een master/slave parallelschakeling.
•
S2 interface
–
Druk "PIS" en niveau "LIS".
–
Bedrijfsmodi van de pompen "PU".
–
Bedrijfsmodi van motorkogelklep / magneetklep.
–
Waarden van de Contactwatermeter "FQIRA+".
–
Alle meldingen.
–
Alle items in het foutgeheugen.
Voor de communicatie van interfaces zijn busmodules als optionele accessoires
beschikbaar.
Opmerking!
Indien gewenst kunt u contact opnemen met de Reflex klantenservice
om het protocol voor de interface RS-485, details over de aansluitingen
en informatie over de accessoires te verkrijgen.
7.5.3.1
Aansluiting van de interface RS-485
Basisprintplaat van de besturing Control Touch.
1
Aansluitklemmen voor RS-485-verbinding
2
DIP-schakelaar 1
Ga als volgt te werk:
1.
Sluit de RS-485-verbinding aan op de basisprintplaat met de afgeschermde
kabel.
•
S 1
–
Klem 1 (A+)
–
Klem 2 (B-)
–
Klem 3 (GND)
2.
Sluit de kabelafscherming aan op één kant.
•
Klem 18
3.
Activeer de afsluitweerstand op de basisprintplaat.
•
DIP-schakelaar 1
Opmerking!
Activeer de afsluitweerstand als het apparaat aan het begin of einde van
een RS-485-netwerk is.
7.6
Certificaat voor montage en inbedrijfstelling
Opmerking!
Het certificaat voor montage en inbedrijfstelling vindt u aan het einde
van de bedieningshandleiding.
8
Eerste inbedrijfstelling
Opmerking!
Bevestig het juiste uitvoeren van montage en inbedrijfstelling in het
certificaat voor montage, inbedrijfstelling en onderhoud. Dit is de
voorwaarde voor garantieclaims.
–
Laat de eerste inbedrijfstelling en het jaarlijkse onderhoud
uitvoeren door de Reflex serviceafdeling.
Functie
Bekabeling
Analoge uitgangen:
Te voorzien
Druk en niveau
door de
Standaard 4 – 20 mA
eigenaar/klant
Variomat 140 — 25.09.2020 - Rev. A
8.1
Vereisten voor de inbedrijfstelling controleren
Het apparaat is klaar voor de eerste inbedrijfstelling nadat de werkzaamheden
afgesloten zijn (beschreven in het hoofdstuk "Montage"). De inbedrijfstelling
moet worden uitgevoerd door de fabrikant van de installatie of door een
geautoriseerde deskundige. De opslagtank moet volgens de desbetreffende
montagehandleiding in gebruik worden genomen. Neem de volgende
aanwijzingen in acht voor de eerste ingebruikname:
•
De montage van de besturingseenheid met het basisvat en evt. de
volgvaten is voltooid.
•
De wateraansluitingen tussen de vaten en het installatiesysteem zijn tot
stand gebracht.
•
De vaten zijn niet gevuld met water.
•
De ventielen/kleppen voor het ledigen van de vaten zijn open.
•
De installatie is gevuld met water en is ontlucht van gassen.
•
De elektrische aansluiting is tot stand gebracht volgens de geldende
nationale en lokale voorschriften.
8.2
Schkelpunten Variomat
De minimale werkdruk "P
" wordt bepaald door de locatie van het drukbehoud.
0
In de besturing worden de schakelpunten van de magneetklep "PV" en van de
pomp "PU" berekend op basis van de minimale werkdruk "P
De minimale werkdruk "P
" wordt als volgt berekend:
0
P
= P
+ P
+ 0,2 bar*
Voer de berekende waarde in de startroutine
0
st
D
van de besturing in, 8.3 "Startroutine van
de besturingseenheid bewerken", 345.
P
= h
/10
h
st
st
st
P
= 0,0 bar
voor beschermingstemperaturen ≤ 100 °C
D
P
= 0,5 bar
voor beschermingstemperaturen = 110 °C
D
* Toeslag van 0,2 bar wordt aanbevolen, in extreme gevallen geen toeslag
Opmerking!
Vermijd dat de minimale werkdruk beneden de waarde "P
Hierdoor worden onderdruk, verdamping en cavitatie uitgesloten.
8.3
Startroutine van de besturingseenheid bewerken
Opmerking!
Bediening van het bedieningspaneel zie 10.1 "Bediening van het
bedieningspaneel", 349
Eerste inbedrijfstelling
".
0
in meters
" daalt.
0
Nederlands — 345