apollo endosurgery OverStitch Sx Gebrauchsanweisung Seite 54

De eindkapklem verwijderen
4.16. Terwijl u de eindkap vasthoudt, draait u de
eindkapklem linksom (aangegeven door pijlen)
om de eindkap te verwijderen.
4.17 . Gooi de eindkapklem weg.
Overtollige eindjes van de eindkapbandjes
afsnijden
WAARSCHUWING: Controleer of
de verborgen uiteinden van beide
eindkapbandjes volledig binnen de eindkap
vallen.
4.18. Snij met een chirurgisch mesje de overtollige
eindjes van beide eindkapbandjes gelijk met het
eindkapoppervlak af.
Biopsiekleppen installeren
4.19. Voorzie alle werkkanalen van de endoscoop en
het hulpmiddel van standaardbiopsiekleppen.
4.20. De biopsieklep voor het (buitenste)
ankerwisselaar-kanaal moet in de open stand
staan.
Het anker laden
4.21. Selecteer een geschikte hechtdraad.
4.22. Neem de hechtdraadeenheid en de
ankerwisselaar uit de verpakking.
4.23. Laad het anker op de ankerwisselaar.
4.24. Verwijder de hechtdraad uit de
hechtdraadcassette door de hechtdraad (niet het
anker of de ankerwisselaar) vast te houden en
eraan te trekken.
NB: Zorg ervoor dat de hechtdraad na
verwijdering uit de cassette niet verstrikt zit.
4.25. Breng de ankerwisselaar in het open (buitenste)
ankerwisselaar-kanaal van het hulpmiddel in.
LET OP: Niet gebruiken wanneer de
klepdeksels gesloten zijn, omdat de
hechtdraad dan meer weerstand zal
ondervinden.
4.26. Houd de katheter voor optimale beheersing als
een potlood vast en voer de ankerwisselaar op
totdat het anker zich dicht bij het distale uiteinde
van het hulpmiddel bevindt.
LET OP: Als er weerstand wordt ondervonden
tijdens het opvoeren van de ankerwisselaar
door het ankerwisselaar-kanaal, verklein
dan de hoek van de endoscoop totdat het
hulpmiddel ongehinderd wordt opgevoerd.
Lubricans aanbrengen op het hulpmiddel
4.27 . Bedek de distale 50 cm van het geïnstalleerde
hulpmiddel en van de endoscoop alsook de
gehele lengte van de binnenwanden van de
overtube volledig met lubricans.
WAARSCHUWING: Het gebruik van
een geschikte bovenbuis (met een
binnendiameter van ten minste 16,7 mm)
wordt aanbevolen voor transorale
procedures.
WAARSCHUWING: Controleer vóór gebruik
of het geïnstalleerde hulpmiddel qua maat
compatibel is met de overtube.
4.28. Breng de endoscoop in de patiënt in.
WAARSCHUWING: Breng het hulpmiddel niet
in terwijl het naaldlichaam in zijn open stand
staat.
5. Naar de te behandelen anatomie
navigeren
5.1. Opvoeren totdat de te behandelen anatomie is
bereikt.
LET OP: Zorg er tijdens intubatie of extubatie
met het endoscopische hechtsysteem voor
dat de werklengte van de endoscoop en de
externe sheath samen worden opgevoerd en
teruggetrokken en dat eventuele speling in de
activeringskatheter is verwijderd.
LET OP: Articuleer de endoscoop niet
wanneer er geen hulpmiddelaccessoires zijn
opgevoerd tot aan het distale uiteinde van
het primaire kanaal en (indien in gebruik) het
secundaire kanaal, want hierdoor kunnen
kleine knikken in de katheters ontstaan.
54
5.2. Open het naaldlichaam.
5.3. Voer de ankerwisselaar op en/of manipuleer
de endoscoop zodanig dat er speling in de
hechtdraad ontstaat.
5.4. Wanneer er voldoende speling is gecreëerd,
trekt u de ankerwisselaar terug in het
hulpmiddel.
5.5. Sluit het naaldlichaam.
5.6. Houd het witte gedeelte van de kabel als een
potlood vast om de ankerwisselaar op te voeren
totdat het anker helemaal op het naaldlichaam
geplaatst is.
5.7 . Er kan een 'klik' of stevige aanslag te voelen zijn
wanneer het anker helemaal op het naaldlichaam
geplaatst is.
5.8. Controleer het beeld op de monitor om er zeker
van te zijn dat het anker op juiste wijze op het
naaldlichaam geïnstalleerd is.
5.9. Zorg ervoor dat het proximale uiteinde van de
hechtdraad zichtbaar is buiten de kanaalkleppen
van het handvat.