Herunterladen Diese Seite drucken

INVATEC Mo.Ma Ultra Gebrauchsanleitung Seite 32

Zerebralprotektionssystem

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 10
VOORZORGSMAATREGELEN
− Carotis angioplastiek mag uitsluitend worden uitgevoerd door artsen
die beschikken over voldoende ervaring op dit gebied, en met
behulp van proximale instrumenten voor cerebrale bescherming
door middel van blokkade van de bloedstroom. Voor het gebruik van
dit product is grondige kennis van de technische principes, klinische
toepassingen en risico's met betrekking tot carotis angioplastiek
vereist.
− Voorafgaand aan de PTA-ingreep dient te worden vastgesteld of
de patiënt allergisch is voor contrastmiddel.
− De algemene technische vereisten voor het inbrengen van katheters
moeten te allen tijde in acht genomen worden. Deze omvatten het
ontluchten van de ballonnen, het spoelen van de componenten met
een steriele, isotone zoutoplossing voorafgaand aan het gebruik
van de gebruikelijke profylactische, systemische heparinisatie.
− Kathetertoepassingen variëren en de juiste techniek moet worden
geselecteerd op basis van de toestand van de patiënt en de ervaring
van de arts die de ingreep uitvoert.
− Controleer voorafgaand aan het gebruik de compatibiliteit van
andere instrumenten (voerdraden, ballondilatatiekatheters,
stentinbrengsystemen enz.) met het Mo.Ma Ultra-systeem.
− Vanwege de aanwezigheid van ftalaten in het product, moet de arts
de medische voordelen van het gebruik van dit product afwegen
tegen de nadelen van ftalaatblootstelling bij kinderen en zwangere
of borstvoeding gevende vrouwen.
MOGELIJKE COMPLICATIES/BIJWERKINGEN
Mogelijke complicaties die kunnen optreden als gevolg van carotis
ballondilatatie en de stenting-ingreep, waarbij gebruik wordt gemaakt van
een proximaal instrument voor cerebrale bescherming door middel van
blokkade van de bloedstroom, zijn onder meer:
Met betrekking tot punctie:
− Lokaal hematoom
− Lokale hemorragie
− Lokale of distale trombo-embolische episodes
− Trombose
− Arterioveneuze fistels
− Pseudoaneurysma
− Lokale infecties
Met betrekking tot de ingreep:
− Bradycardie
− Hypotensie
− Spasme van halsslagader
− Dissectie van de halsslagaders
− Luchtembolie
− Cerebrovasculair accident (beroerte (ischemisch, hemorragisch),
TIA)
− Acuut hartinfarct (instabiele angina)
− Intravasculaire stentmigratie
Met betrekking tot angiografie:
− Hyper-/ hypotensie
− Pijn en gevoeligheid
− Aritmie
− Sepsis/infectie
− Systemische embolie
− Endocarditis
− Kortstondige hemodynamische verslechtering
− Overlijden
− Reacties op het geneesmiddel
− Allergische reactie op het contrastmiddel
− Pyrogene reactie
VOORBEREIDINGSTECHNIEK
1. Controleer vóór gebruik het gehele Mo.Ma Ultra proximaal
instrument voor cerebrale bescherming op defecten of schade
die tijdens transport ontstaan zijn.
2. Sluit het werkkanaal van de hemostatische klep aan op de proximale
0110079-7.indd 32
opening van de aansluiting (1).
3. Spoel het werkkanaal met zoutoplossing via de hemostatische klep
en verlengslang.
4. Spoel de holle mandrel met een zoutoplossing.
5. Breng de punt van de mandrel via de hemostatische klep in het
werkkanaal aan. Voer de mandrel volledig door.
6. Sluit de hemostatische klep (door de bovenste dop te verdraaien) om
de mandrel in de juiste positie te vergrendelen.
ONTLUCHTEN
7. Prepareer de meegeleverde 30 ml injectiespuit door deze te
vullen met een mengsel van 10 ml contrastmiddel/zoutoplossing
(30/70 – 50/50).
voor Mo.Ma dubbele ballon
8. Prepareer beide vullijnen als volgt in de juiste volgorde: schroef de
injectiespuit op de vullijn, - distale ballon ECA/proximale CCA-ballon.
9 Houd de injectiespuit omlaag gericht, trek deze vacuüm en wacht
ongeveer 15 seconden totdat er geen luchtbellen meer uit het
instrument opstijgen.
10. Houd de punt omlaag gericht en herstel de omgevingsdruk
(laat de plunjer van de injectiespuit los).
11. Maak de injectiespuit los van het instrument. Herhaal het
voorgaande punt voor de resterende vullijn.
voor Mo.Ma monoballon
8. Prepareer de vullijn als volgt: schroef de injectiespuit op de vullijn -
CCA-ballon.
9. Houd de injectiespuit omlaag gericht, trek deze vacuüm en wacht
ongeveer 15 seconden totdat er geen luchtbellen meer uit het
instrument opstijgen.
10. Houd de punt omlaag gericht en herstel de omgevingsdruk
(laat de plunjer van de injectiespuit los).
11. Maak de injectiespuit los van het instrument.
Zorg ervoor dat er een druppel van de oplossing vanuit de Luer-poort
omhoogkomt om te controleren of de ontluchting correct is uitgevoerd.
Het instrument is nu ontlucht.
INSTRUMENT INBRENGEN, POSITIONEREN, ORIËNTEREN
voor Mo.Ma dubbele ballon
1. Na afloop van een standaard retrograde femorale benadering, dient
de punctieplaats te worden gedilateerd voor het aanbrengen van
een 9F [8F] lange (ongeveer 25 cm lange) inbrenghuls.
2. Maak gebruik van een fluoroscoop en een standaard diagnostische
techniek om de ECA met een extra stijve voerdraad van 0,035" vast
te grijpen.
3. Breng het proximale gedeelte van de voerdraad van 0,035" aan in
de witte klep (9."fishmouth-klep") die op de distale punt van het
Mo.Ma Ultra-systeem is aangebracht. Na bevestiging van
de distale punt van de mandrel dient u de voerdraad over
de hele mandrellengte te blijven verplaatsen.
4. Zorg ervoor dat de voerdraad terechtkomt in de punt van de holle
mandrel waarmee het werkkanaal wordt afgesloten.
5. Verplaats het Mo.Ma Ultra-systeem (inclusief mandrel) met behulp
van fluoroscopie via de draad door de 9F [8F] inbrenghuls, totdat
de distale markering (op de ECA-ballon) zich in de ECA vlak bij
de carotis bifurcatie en maximaal 1,5 cm distaal van het ostium van
de bifurcatie bevindt.
WAARSCHUWING: Plaats de ECA-ballon diep genoeg in de ECA,
zodat de distale ballon (ECA-ballon) niet in de CCA terug kan glijden.
Plaats de ECA-ballon echter niet dieper dan 1,5 cm (gemeten vanaf
het ostium de ECA in) om interferentie van de proximale CCA-ballon
met de stentplaatsing te vermijden.
6. Met behulp van de proximale markeringsband kan worden
gecontroleerd of de uitgangsopening van het werkkanaal correct
is gepositioneerd ten opzichte van de ICA. Deze dient bij voorkeur
naar het ICA-ostium gericht te zijn.
7. Wanneer de Mo.Ma Ultra op zijn plaats zit, dient de hemostatische
klep te worden geopend, de mandrel te worden verwijderd en, zodra
er terugbloeding optreedt, de hemostatische klep te worden gesloten,
waarbij de voerdraad van 0,035" op zijn plaats dient te blijven.
32 of 136
2011-09-05 / 0110079-7
1.11.2011 23:03:45

Werbung

loading

Verwandte Produkte für INVATEC Mo.Ma Ultra