5:6 DE LUCHTINLAAT-/ROOKGASAFVOERSLANG BEVESTIGEN
•
Slanglengte met dakschoorsteen: min. 2,0 en max. 3,5 m.
•
Slanglengte met wandschoorsteen: min. 0,5 en max. 2 m.
•
Meet de vereiste lengte van de luchtinlaatslang (Ø 75 mm) op en snijd deze af. De rookgasafvoerslang (Ø 50 mm)
moet zo zijn afgesneden dat hij circa 50 mm langer is dan de luchtinlaatslang. Geldt voor slanglengtes groter dan 1 m.
De slangen moeten ca. 20 mm in de leidingaansluitingen steken.
•
Steek de rookgasafvoerslang in de luchtinlaatslang. Bevestig eerst de rookgasafvoerslang (afbeelding C, E 12)
aan de schoorsteen en zet hem vast met een slangclip (afbeelding C, E 13). Druk vervolgens de luchtinlaatslang
(afbeelding C, E 14) aan en zet deze vast met een andere slangclip (afbeelding C, E 15). Bevestig daarna de slan-
gen op dezelfde manier aan de ketel. Zet de slang met leidingklemmen (afbeelding E 16) vast op een afstand van
c/c 600 mm of daarmee gelijkwaardig.
•
Controleer de loop van de luchtinlaat-/rookgasafvoerslang, zodat er geen vocht in de slangen kan blijven staan.
Controleer ook of de slangklemmen goed zijn bevestigd.
VOORZICHTIG
OBSERVERA
Controleer hoe de slangen lopen om ervoor te zorgen dat er geen water achter-
blijft in de inlaat/-uitlaatslang.
ATTENTION
VORSICHT
Afbeelding E
16
15
5:7 DE EXPANSIETANK BEVESTIGEN
•
Bevestig de expansietank ten minste 200 mm hoger dan het hoogste punt van het verwarmingssysteem. Laat
een ruimte van ten minste 220 mm boven de expansietank ten behoeve van bijvullen en onderhoud. Bevestig de
expansietank met behulp van de meegeleverde schroeven en dichtingsring (afbeelding F 16).
•
Indien er een circulatiepomp in de expansietank moet worden aangebracht, dan moet deze van het type zuigpomp
zijn. Om die reden moeten inkomende slangen worden aangesloten op de leiding onder de pomp en uitgaande
slangen op de leiding erlangs (zie afbeelding F). De luchtventilatieslang (afbeelding F 17) moet verticaal worden
Afbeelding F
17
19
16
18
10
168
14
12
13
bevestigd en op zijn plaats worden vastgezet met leidingklemmen, zodat plooien van de
slang wordt voorkomen. De aftapslang (afbeelding F 18) moet zo worden aangebracht
dat hij vanaf de expansietank de kortste route volgt en vervolgens door de vloer van het
voertuig naar buiten gaat. Snijd de slang onder het voertuig schuin af in een hoek van 30°,
gezien tegen de rijrichting in (afbeelding G). Breng zodra het verwarmingssysteem een-
maal is gevuld een pomp naar keuze aan in de tank en zet deze op zijn plaats vast met
een moer (afbeelding F 19). Bevestig vervolgens het contact aan de pomp op de 'juiste
plaats' op de printplaat (afbeelding K 7, pagina 9).
Afbeelding G
30º