6.
Bevestig de tijdelijke lumenklem tussen de verlengstukken en de
referentielijn (stippen) zoals in de afbeelding getoond.
7.
Verwijder de spuit.
INBRENGING:
8.
Breng de introducernaald met bevestigde spuit in de bedoelde ader.
Aspireer om de juiste plaatsing te bevestigen.
9.
Verwijder de spuit en plaats de duim over het einde van de naald
om bloedverlies of een luchtembolie te vermijden. Trek het flexibele
uiteinde van de voerdraad terug in de opvoerder zodat alleen het
einde van de voerdraad zichtbaar is. Breng het distale uiteinde van
het opvoerinstrument in het naaldaanzetstuk. Voer de voerdraad
met een voorwaartse beweging in en voorbij het naaldaanzetstuk in
de bedoelde ader.
Opgelet: De lengte van de ingebrachte draad wordt bepaald door de
grootte van de patiënt. Controleer de patiënt op hartaritmie tijdens deze
hele procedure. De patiënt dient aan een hartmonitor te worden gelegd
tijdens deze procedure. Hartaritmieën kunnen het gevolg zijn als de
voerdraad in het rechtse atrium terechtkomt. De voerdraad dient stevig
vast te worden gehouden tijdens deze procedure.
10. Verwijder de naald en laat de voerdraad in de gewenste ader.
Vergroot de punctieplaats met een scalpel.
11. Rijg de dilator(en) over de voerdraad in het bloedvat (er kan een
lichte draaibeweging worden gebruikt). Verwijder de dilator(en)
wanneer het bloedvat voldoende opgerekt is en laat de voerdraad
op zijn plaats.
Opgelet: Onvoldoende weefseluitrekking kan compressie van het
katheterlumen tegen de voerdraad veroorzaken, hetgeen een probleem
kan zijn bij het inbrengen en verwijderen van de voerdraad uit de katheter.
Dit kan leiden tot buigen van de voerdraad.
12. Schuif de Vascu-Sheath
de voerdraad. Nadat de Vascu-Sheath
ader is, verwijdert u de voerdraad en laat u de wikkel en dilator op
zijn plaats.
Waarschuwing: De wikkel/dilator NIET buigen tijdens het inbrengen
daar buigen de wikkel voortijdig kan doen scheuren. Houd de wikkel/
dilator vast dichtbij de tip (ongeveer 3 cm van de tip) wanneer u deze voor
het eerst door het huidoppervlak brengt. Om de wikkel/dilator naar het
bloedvat op te voeren, pakt u de wikkel/dilator opnieuw vast een paar
centimeter (ongeveer 5 cm) boven de oorspronkelijke vastpaklocatie en
duwt u de wikkel/dilator naar beneden. Herhaal de procedure totdat de
wikkel/dilator helemaal is ingebracht.
Waarschuwing: Laat de wikkel nooit zitten als een blijvende katheter. Dit
veroorzaakt letsel aan de ader.
13. Installeer de injectiedop over de dilatoropeningen om bloedverlies of
luchtembolie te voorkomen.
14. Haal de dilator en injectiedop uit de wikkel.
15. Steek de tip van de katheter in en door de huls totdat de tip zich op
de juiste plaats in de bedoelde ader bevindt.
16. Verwijder de afscheurwikkel door wikkel langzaam uit het bloedvat
te trekken en tegelijkertijd de wikkel te splijten door de uitsteeksels
vast te pakken en ze uit elkaar te trekken.
Waarschuwing: Het deel van de wikkel dat achterblijft in het bloedvat
NIET uit elkaar trekken. Om letsel aan het bloedvat te voorkomen de
wikkel zo ver mogelijk terugtrekken en slechts een paar centimeter
tegelijk afscheuren.
17. Stel de katheterplaats af onder fluoroscopie. De distale veneuze tips
dienen op het niveau van de atriale vertakking van de vena cava of
in het rechtse atrium te zijn om optimale bloedflow te verzekeren.
Noot: Er wordt aanbevolen dat bij femorale inbrenging de tip bij de
vertakking van de vena iliaca en de vena cava inferior zit.
-introducer over het proximale uiteinde van
®
®
-141-
-introducer in de bedoelde
1