INBRENGPLAATSEN:
Waarschuwing: Artsen wordt ten sterkste aangeraden hun eigen goeddunken
te volgen bij het inbrengen van deze katheter in patiënten die niet diep
kunnen ademhalen of hun ademhaling niet kunnen inhouden.
De patiënt dient in een gemodificeerde Trendelenburg-positie te
•
liggen, met het bovenlichaam ontbloot en het hoofd enigszins naar
de kant tegenover het inbrenggebied gedraaid. Er kan een kleine,
opgerolde handdoek tussen de schouderbladen worden gelegd om de
extensie van het borstgebied te vergemakkelijken.
Laat de patiënt zijn/haar hoofd van het bed optillen om de
•
sternomastoïde spier te definiëren. De katheterisatie wordt uitgevoerd
bij de apex van de tussen de twee koppen van de sternomastoïde
spier gevormde driehoek. De apex hoort zich ongeveer drie
vingerbreedten boven het sleutelbeen te bevinden. De halsslagader
dient mediaal aan het punt van de katheterinbrenging te worden
gepalpeerd.
Merk de positie van de vena subclavia op die posterieur is aan het
•
sleutelbeen, superieur aan de eerste rib en anterieur aan de subclaviale
slagader . (Op een punt net lateraal aan de door het sleutelbeen en de
eerste rib gevormde hoek.)
WAARSCHUWING:
Patiënten die ademhalingsondersteuning nodig hebben lopen een
•
hoger risico op pneumothorax bij canulatie in de subclavia-ader,
wat tot complicaties kan leiden.
Langdurig gebruik van de subclaviale ader kan in verband worden
•
gebracht met stenose van de subclaviale ader.
Inwendige halsader
Subclavia-ader
Plaatsing van de tip
-129-