10.7 Warme start (afb. 1)
Warme Motor: Choke (16) niet gebruiken en sluiten.
1.
Zet de gashendel (13) op halve kracht (d.w.z. half
geopende positie).
2.
Zet de aan/uit-schakelaar (14) op ON.
3.
Open de benzinekraan (15).
4.
Trek krachtig aan de trekstarter (22) en laat
deze weer laat deze langzaam oprollen. Laat de
trekstarter (22) niet terugschieten. Trek, indien no-
dig, meerdere keren aan de trekstarter (22), totdat
de motor start.
5.
Zet de gashendel (13) op volle kracht (haas).
LET OP: De machine mag niet te ver worden gekan-
teld! Er kan olie weglopen of in de carburateur, ver-
brandingskamer etc. terechtkomen en de machine
beschadigen!
Uitzonderingen hierop is de olieverversing of bij on-
derhoudswerkzaamheden! Als de machine voor on-
derhouds-, reinigings- of reparatiewerkzaamheden
gekanteld moet worden, kantel hem dan altijd zo, dat
de bougie omhoog wijst.
10.8 Uitschakelen (afb. 1)
1.
Laat de koppelingshendel (1) los, om de messen
en de aandrijving te stoppen.
2.
Zet de gashendel (13) op halve kracht (d.w.z. half
geopende positie).
3.
Zet de aan/uit-schakelaar (14) op OFF.
11. Grondbewerking
m Let op! Geleid de machine alleen in looppas. Wees
met name voorzichtig als de machine moet worden ge-
keerd of als u deze naar u toe trekt.
11.1 Inzaaien van grond
Bij het inzaaien wordt de grond gebroken en opgegra-
ven en klaargemaakt voor het zaaibed.
De optimale werkdiepte ligt tussen 100 mm en 150 mm.
Een benzine-motorfrees verwijdert bovendien onge-
wenste planten uit de grond.
Het verhakselen van deze plantaardige bestanddelen
verrijkt de grond.
Bij te droge grond dat stoffig is en daardoor geen water
opneemt, kan niet worden ingezaaid.
- Om deze reden moet gedurende enkele dagen voor
het inzaaien worden beregend.
106 | NL
Te natte grond geeft bij het inzaaien ongewenste klonten.
• Om deze reden moet een of twee dagen worden ge-
wacht na zware regenval zodat de grond iets kan
opdrogen.
• Een goed bewerkte en direct na het inzaaien ge-
bruikt oppervlak bevordert de groei van platen om-
dat het vocht in de grond wordt gehouden.
• De feitelijke werkdiepte wordt bepaald door de soort
grond en de werkomstandigheden. Bij bepaalde
grondsoorten is een bewerking voldoende om de ge-
wenste diepte te verkrijgen. Bij andere grondsoorten
wordt de gewenste diepte pas na twee of drie bewer-
kingen verkregen. In dit geval moet de diepte-instel-
ling voor elke bewerking opnieuw worden verlaagd.
De bewerkingen moeten telkens afwisselend in de
lengte en in de breedte worden uitgevoerd.
• Probeer de grond bij de eerste bewerking niet te diep
te bewerken. Als de machine springt of ratelt, moet het
apparaat iets sneller over de grond worden gereden.
• Beweeg het stuur heen en weer als de benzine-mo-
torfrees stopt en zich ingraaft, tot de machine zich
weer naar voren beweegt.
• Uitgegraven stenen moeten worden verwijderd.
m WAARSCHUWING! Als u vreemde voorwerpen te-
genkomt, moet de machine direct worden gestopt en
moet de bougiestekker worden losgekoppeld en de
benzine-motorfrees worden gecontroleerd op eventue-
le schade. Start de machine pas weer als u zeker weet
dat alles onberispelijk functioneert.
11.2 Loswoelen van grond
VOORZICHTIG! Als de grond te hard is, moet deze
voor de teelt worden losgemaakt om een bescha-
diging van het mes of andere componenten van de
machine te voorkomen.
Bij de teelt wordt het onkruid losgemaakt of gegraven
in gebieden met groeiende planten om het onkruid te
verwijderen en de grond los te maken. De optimale
werkdiepte is meer dan 50 mm.
12. Transport
m WAARSCHUWING!
Gevaar voor letsel!
Het ongewenst en onverwacht starten van het product
kan leiden tot letsel.
• Schakel voor het laden de motor uit en verwijder,
nadat de motor is afgekoeld, de bougiestekker van
de bougie.
www.scheppach.com