•
Inspecteer de kit om te zien of alle componenten aanwezig zijn.
•
Controleer het medische dossier van de patiënt en vraag de patiënt of hij/zij bekende
allergieën heeft tegen chemische middelen of materialen die gebruikt zullen worden
tijdens de plaatsingsprocedure.
•
Vul (voed) het hulpmiddel met steriele gehepariniseerde zoutoplossing of normale
zoutoplossing om luchtembolie te helpen voorkomen. Denk eraan dat sommige
patiënten hypergevoelig kunnen zijn voor heparine of lijden aan door heparine
geïnduceerde trombocytopenie (HIT) en bij deze patiënten mag de poort niet gevuld
worden met gehepariniseerde zoutoplossing.
•
Bij het gebruik van een introductiekit controleren of de katheter gemakkelijk door de
introducerwikkel past.
II. Tijdens plaatsing:
•
Laat het hulpmiddel niet per ongeluk in aanraking komen met scherpe instrumenten.
Er kan mechanische schade optreden. Gebruik uitsluitend gladrandige,
atraumatische klemmen of forceps.
•
Pas op dat u de katheter niet perforeert, scheurt of breekt tijdens de plaatsing.
Controleer na het in elkaar zetten van de katheter en de poort dat er geen sprake is
van lekken of schade.
•
De katheter niet gebruiken als er enig bewijs van mechanische schade of lekken is.
•
Buig de katheter niet in scherpe hoeken tijdens implantatie. Dit kan de
doorlaatbaarheid van de katheter aantasten.
•
Volg zorgvuldig de in deze instructies gegeven aansluittechniek om zeker te zijn van
de juiste katheteraansluiting en om schade aan de katheter te vermijden.
•
Gebruik geen hechtingen om de katheter aan de steel van de poort vast te zetten daar
deze in elkaar kan klappen of de katheter kan beschadigen.
•
Bij het gebruik van aftrekbare introducers:
– de introducer en katheter zorgvuldig inbrengen om per ongeluk penetreren van
vitale structuren in de thorax te vermijden.
– schade aan bloedvaten vermijden door een katheter of dilator als inwendige steun
te gebruiken bij het gebruik van een aftrekbare introducer.
– schade aan de huls vermijden door tegelijkertijd de huls en de dilator als één geheel
op te voeren met een ronddraaiende beweging.
MOGELIJKE COMPLICATIES:
•
Het gebruik van een subcutane poort geeft een belangrijke manier voor veneuze
toegang voor ernstig zieke patiënten. Het is echter mogelijk dat er ernstige
complicaties optreden, waaronder:
•
Luchtembolie
•
Bloeding
•
Letsel aan de brachiale plexus Hartaritmie Harttamponnade
•
Katheter- of poorterosie door de huid
•
Katheterembolie
•
Katheterverstopping
•
Verstopping, beschadiging of breken van de katheter vanwege compressie
tussen het sleutelbeen en de eerste rib
•
Met de katheter of poort verband houdende sepsis
•
Draaiing of extrusie van het hulpmiddel
•
Endocarditis
•
Extravasatie
•
Fibrinewikkelvorming
•
Hematoom
•
Haemathorax
•
Hydrothorax
•
Intolerantiereactie op het geïmplanteerde hulpmiddel
•
Inflammatie, necrose of lidtekenvorming van de huid boven het
implantaatgebied
•
Laceratie van bloedvaten of inwendige organen
•
Perforatie van bloedvaten of inwendige organen
•
Pneumothorax
•
Spontane verkeerde plaatsing of retractie van de kathetertip
•
Letsel aan de borstbuis
•
Trombo-embolie
•
Vasculaire trombose
•
Vaaterosie
•
Risico's die normaal verbonden zijn aan plaatselijke of algemene narcose,
operatie en postoperatief herstel.
•
Deze en andere complicaties zijn goed gedocumenteerd in de medische literatuur en
dienen zorgvuldig te worden overwogen alvorens de poort te plaatsen.
IMPLANTATIE-AANWIJZINGEN:
•
Lees de implantatie-aanwijzingen helemaal door voordat u de poort implanteert. Let
vooral op de gedeelten 'Contra-indicaties, waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen'
en 'Mogelijke complicaties' in deze handleiding voordat u begint met de procedure.
AFKNIJPING VOORKOMEN
•
Het risico van afknijpsyndroom kan worden vermeden door de katheter in te brengen
via de vena jugularis interna (IJ). Subclaviale inbrenging van de katheter mediaal
aan de rand van de eerste rib kan afknijpen van de katheter veroorzaken, wat op
zijn beurt verstopping tot gevolg heeft waardoor het poortsysteem faalt tijdens
mechanische injectie.
-69-