Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 100
Zorg dat uw handen de remhendels gemakkelijk kunnen bereiken en inknijpen. Als uw handen te klein zijn
om de hendels comfortabel te bedienen, moet u contact opnemen met uw dealer voordat u gaat fietsen. Wellicht
is de hendelafstand instelbaar, of u heeft u een ander model remhendel nodig.
De meeste velgremmen beschikken over één of ander quick-releasesysteem om de remblokjes verder van
de band af te zetten, om het uitnemen en terugzetten van een wiel te vereenvoudigen. Als het
quick-releasesysteem open staat, kunt u de remmen niet gebruiken. Vraag dit na bij uw dealer om er zeker van
te zijn dat u begrijpt hoe het quick-releasesysteem op uw fiets werkt (zie fig. 14, 15, 16, 17 en 18) en controleer
altijd of beide remmen goed werken voordat u op de fiets stapt.
2. Werking van de remmen
De remwerking op een fiets ontstaat door de wrijving tussen de remoppervlakken. Om voor maximale
wrijving te zorgen, moet u de velgen en remblokjes of de remschijf en remklauw schoon houden en vrij van vuil,
smeermiddelen, was of poetsmiddelen.
Remmen zijn ontworpen om uw snelheid te regelen, niet alleen om de fiets te stoppen. De maximale
remkracht voor elk wiel ontstaat op het moment vlak voordat het wiel 'blokkeert' (stopt met draaien) en begint te
slippen. Als de band eenmaal slipt, verliest u het grootste deel van uw stopkracht en alle controle over de sturing.
U moet oefenen om gelijkmatig vaart te minderen en te stoppen zonder een wiel te laten blokkeren. Deze
techniek wordt progressieve remmodulatie genoemd. In plaats van de remhendel abrubt zover in te knijpen dat
u denkt de juiste remkracht uit te oefenen, knijpt u de hendel rustig in, zodat u de remkracht geleidelijk vergroot.
Als u voelt dat het wiel gaat blokkeren, laat u even een beetje los zodat het wiel blijft draaien, en net niet
blokkeert. Het is belangrijk dat u uiteindelijk aanvoelt hoever u de remhendel van elk wiel moet inknijpen bij
verschillende snelheden en op verschillende ondergronden. Om dit beter te begrijpen kunt u met uw fiets aan de
hand wandelen en verschillende keren met uiteenlopende handkracht in de voor- en achterrem knijpen om te
ontdekken wanneer de wielen blokkeren.
Als u één of beide remmen inknijpt, begint de fiets te vertragen terwijl uw lichaam met dezelfde snelheid
verder wil bewegen in dezelfde richting. Hierdoor wordt het gewicht verplaatst naar het voorwiel (of, bij een zeer
krachtig remmanoeuvre, naar de voornaaf, waardoor u over de kop kan slaan).
Een wiel waar meer gewicht op rust kan een grotere remdruk aan voordat het blokkeert, een wiel met minder
gewicht blokkeert bij een lagere remdruk. Dus, als u remt en uw gewicht wordt naar voren verplaatst, moet u uw
lichaam naar de achterkant van de fiets verplaatsen om het gewicht terug te brengen naar het achterwiel; en
tegelijkertijd moet u het achterremmen verminderen en het voorremmen vergroten. Bij afdalingen is dit nog veel
belangrijker, omdat een afdaling het gewicht naar voren verschuift.
Het voorkomen van wielblokkering en gewichtsverplaatsing zijn de twee sleutels tot een efficiënte
snelheidsbeheersing en veilig stoppen. De gewichtsverplaatsing is nog nadrukkelijker aanwezig bij fietsen met
een geveerde voorvork. Voorverings-'dips' tijdens het remmen vergroten de gewichtsverplaatsing (zie ook
hoofdstuk 4.F). Oefen uw rem- en gewichtsverplaatsingstechnieken op een plaats zonder verkeer of andere
gevaarlijke afleidingen.
Alles verandert als u op losse ondergrond of met nat weer rijdt. Op een losse ondergrond of met nat weer
duurt het langer voordat u tot stilstand komt. De grip van uw banden wordt minder, waardoor de wielen minder
bocht- en remtractie hebben en bij minder remkracht kunnen blokkeren. Vocht en vuil op de remblokjes
vermindert de grip ervan. Rij dus langzamer, om de controle te behouden op een losse of natte ondergrond.
D. Schakelen
Uw fiets met versnellingen is ofwel uitgerust met een „externe‟ derailleur (zie 1. hieronder) of met een interne
naafversnelling (zie 2. hieronder). In sommige gevallen is een combinatie van de bovenstaande systemen mogelijk.
1. Werking van een 'externe' derailleuraandrijving
Als uw fiets een derailleuraandrijving heeft, dan heeft het schakelmechanisme:
• een achtercassette of een freewheel tandwielcluster
• een achterderailleur
• meestal een voorderailleur
• een of twee shifters
• een, twee of drie voortandwielen, de zoheten kettingbladen
• een ketting
22

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis