1.
Verwijder de verzendingsstilet met de gele dop. Verwijder de beschermhuls van de canule.
Verwijder de Peel-Away sheath uit de achterzijde van de hemostatische klep (afb. 7).
2.
Houd de distale tip van het systeem omhoog en flush via de hemostatische klep totdat de
vloeistof uit de zij-opening bij de tip van de introductie-sheath druppelt (afb. 8). Ga door met
flushen totdat er 20 ml van de spoelvloeistof door het systeem is gespoten. Stop met spuiten
en sluit het kraantje op de verbindingsslang.
NB: Zorg ervoor dat de zijarm-adapter stevig op de zijkant van het klephuis aangesloten zit.
NB: Voor de graft wordt vaak een spoeloplossing van gehepariniseerde fysiologische
zoutoplossing gebruikt.
3.
Sluit de spuit met de gehepariniseerde fysiologische zoutoplossing aan op de aansluiting van de
binnencanule. Flush totdat er vocht uit de distale zij-openingen en de tip van de dilatator druppelt
(afb. 9).
4.
Doordrenk 4x4 gaasjes met fysiologische zoutoplossing en neem hiermee de Flexor introductie-
sheath af om de hydrofiele coating te activeren. Zowel de sheath als de dilatator moet
overvloedig worden gehydrateerd.
Plaatsing van de proximale extensie
1.
Puncteer met behulp van een standaard techniek de geselecteerde arterie met een introductie-
naald van 18 gauge. Introduceer vervolgens:
•
Voerdraad – standaard 0,035 inch, 260 cm, 15 mm J-tip of een Bentson-voerdraad
•
Sheaths van de juiste maat (bijv. 5,0 French)
•
Pigtail flushkatheter (vaak een meetkatheter met radiopake banden; zoals de Cook Centimeter
CSC-20 meetkatheter)
2.
Maak op de juiste hoogte een angiogram. Pas de positie met behulp van radiopake markeringen
zonodig aan en herhaal de angiografie.
3.
Zorg ervoor dat het introductiesysteem met een gehepariniseerde fysiologische zoutoplossing
klaargemaakt is en dat alle lucht verwijderd is.
4.
Dien systemisch heparine toe. Flush alle katheters en bevochtig alle voerdraden met
gehepariniseerde fysiologische oplossing. Deze handeling moet na iedere verwisseling worden
uitgevoerd.
5.
Vervang de standaard voerdraad door een stugge -LESDC voerdraad van 0,035 inch
en 300 cm en schuif deze door de katheter op tot de arcus aortae.
6.
Verwijder de pigtail flush-katheter en de sheath.
NB: In dit stadium kan toegang worden verkregen tot de tweede arteria femoralis voor plaatsing
van de angiografie-katheter. Een brachiale benadering kan echter ook een optie zijn.
7.
Introduceer het zojuist gehydrateerde plaatsingssysteem over de voerdraad en voer dit op
tot de gewenste positie van de graft is verkregen. Zorg ervoor dat er een minimale overlap
is van 2 stents.
WAARSCHUWING: Het plaatsingssysteem mag tijdens de procedure niet gedraaid worden
om verdraaiing van de endovasculaire graft te voorkomen. Laat het hulpmiddel de curven en
draaiingen van de bloedvaten zelf volgen.
NB: De tip van de dilatator wordt zachter bij lichaamstemperatuur.
NB: Het plaatsen van de voerdraad in het plaatsingssysteem kan worden vergemakkelijkt door
de tip van de dilatator van het plaatsingssysteem enigszins te strekken.
NB: Op de proximale extensie zijn weerhaakjes aangebracht die niet in andere graftonderdelen
geplaatst mogen worden.
8.
Controleer de positie van de voerdraad in de arcus aortae. Zorg ervoor dat de graft correct
gepositioneerd is.
WAARSCHUWING: Let erop de sheath niet op te voeren als de stentgraft er nog in zit. Dit kan er
namelijk toe leiden dat de weerhaakjes de introductie-sheath perforeren.
9.
Controleer of de Captor hemostatische klep op de Flexor introductie-sheath linksom in de open
positie gedraaid is
10.
Houd de grijze positioner stil (schacht plaatsingssysteem) en trek de sheath terug tot de graft
volledig ontplooid is en de klepeenheid in de bedieningshandgreep valt.
WAARSCHUWING: Tijdens het terugtrekken van de sheath of de voerdraad kunnen de anatomie
en positie van de graft veranderen. Controleer de positie van de graft continu en voer indien
nodig een angiografie uit om de positie te controleren.
LET OP: Tijdens het terugtrekken van de sheath komen de proximale weerhaakjes bloot en
maken ze contact met de vaatwand. In deze fase kan men mogelijk het instrument nog verder
opvoeren, maar terugtrekken kan schade aan de aortawand veroorzaken.
NB: Als het terugtrekken van de sheath uiterst moeizaam gaat, moet u het hulpmiddel in een
minder gedraaide positie plaatsen waardoor de sheath teruggetrokken kan worden. Trek de
sheath zeer voorzichtig terug tot deze zelf terugtrekt. Stop onmiddellijk. Keer terug naar de
oorspronkelijke positie en ga verder met de ontplooiing.
11.
Controleer de positie van de graft en, indien noodzakelijk, voer deze verder op. Controleer de
positie van de graft nogmaals met behulp van angiografie.
NB: Als er parallel aan de stentgraft een angiografie-katheter geplaatst is, gebruik deze dan voor
een positie-angiogram.
12.
Draai de veiligheidssluiting los van het groene ontgrendelingsmechanisme van de trekdraad.
Trek de trekdraad langzaam terug tot het proximale uiteinde van de graft zich opent (afb. 11). Als
de trekdraad volledig teruggetrokken wordt, zal dit ook de distale bevestiging van de introducer
ontgrendelen.
NB: Controleer of alle trekdraden zijn verwijderd voorafgaand aan het terugtrekken van het
plaatsingssysteem.
13.
Verwijder het binnenste introductie-systeem in zijn geheel, maar laat de sheath en de voerdraad
in de graft liggen.
WAARSCHUWING: Roteer het introductiesysteem tijdens het terugtrekken om te voorkomen
dat in situgelaten katheters verstrengeld raken.
14.
Sluit de Captor hemostatische klep op de Flexor introductie-sheath door deze zover mogelijk
rechtsom te draaien.
142 NEDERLANDS
I-TX2-PRO-FORM-1002-361-02