Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Orthofix AGILE NAIL Gebrauchsanweisung Seite 51

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 20
ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN
1. Zorg ervoor dat alle onderdelen die nodig zijn voor de operatie beschikbaar zijn in de operatiekamer.
2. Controleer alle onderdelen zorgvuldig vóór gebruik. De integriteit, steriliteit (van steriele producten) en prestaties van het product worden alleen gegarandeerd indien de verpakking niet beschadigd is.
3. Behandel en bewaar de onderdelen uiterst zorgvuldig. Krassen, inkepingen of andere beschadigingen zouden de functionele sterkte van de implantaten aantasten.
4. Controleer de pasvorm en het functioneren van het geheel van intramedullaire pennen en instrumenten voorafgaand aan implantatie.
5. Zorg ervoor dat u alle onderdelen correct monteert en stevig vastzet.
6. Inspecteer gecanuleerde instrumenten vóór gebruik om te verzekeren dat de canule niet verstopt is. Steek er een draad met de juiste maat door en controleer of deze er vlot door schuift.
7. Tijdens het inbrengen van een instrument of implantaat via een draad dient de chirurg de punt van de draad te volgen met behulp van fluoroscopie (beeldversterker/röntgendoorlichting) om te voorkomen
dat de draad ongewild te ver wordt ingebracht. Dit is vooral belangrijk wanneer de punt van de draad naar potentieel gevaarlijke locaties is gericht, zoals de groeischijf.
8. Bij extractie van de schroeven moet u de boor terugzetten om te voorkomen dat ze potentieel gevaarlijke locaties bereiken.
9. Voor het inbrengen van de intramedullaire pen moet de juiste reductie worden bereikt en behouden.
10. Fractuurdistractie, ongeacht de duur ervan, moet tijdens de operatie worden vermeden en fracturen mogen nooit in distractie worden vastgezet, omdat dit tot een vertraagde botgenezing en/of
compartimentsyndroom kan leiden.
11. Verifieer met behulp van fluoroscopie dat de positie van de voerdraad van 3.2mm voldoende ruimte aan de zijkant van de femur biedt voor de openingspriem en ingangsreamer.
12. Als de voerdraad van 3.2mm waarmee het ingangspunt is geopend, beschadigd of verbogen is, moet een nieuwe voerdaad worden gebruikt voor plaatsing van de proximale reamer.
13. De punt van de ingangsreamer moet gevolgd worden om te voorkomen dat de reamer per ongeluk te ver wordt ingebracht (let er met name op niet verder te ruimen dan de mediale cortex).
14. Verifieer met behulp van fluoroscopie de fractuurreductie en de definitieve positie van de voerdraad met een olijf om te voorkomen dat de distale femorale groeischijf per ongeluk wordt beschadigd.
15. De posities van de pennen en proximale schroeven moeten worden bepaald na de fractuurreductie of het maken van de osteotomie.
16. Afhankelijk van de positie van de pen en botanatomie, wordt het aanbevolen de punt van de proximale schroef naar de trochanter minor te leiden, en daarbij beschadiging van de groeischijf zo veel
mogelijk te voorkomen.
17. Selecteer de juiste maat en positie van intramedullaire pennen en schroeven aan de hand van het fractuurpatroon en de specifieke kenmerken van de patiënt. Een verkeerde positionering van intramedullaire
pennen en schroeven kan leiden tot loskomen, buigen, barsten of breken van het implantaat, het bot of beiden.
18. De diameter van de geselecteerde pen moet kleiner zijn dan het smalste deel van het medullaire kanaal.
19. Bij het selecteren van de lengte van de pen moet kruising van de groeischijf worden voorkomen. Houd er rekening mee dat terugslag vereist kan zijn voor het sluiten van een fractuuropening en/of
dynamisatie. Overweeg een kortere pen te gebruiken wanneer terugslag of dynamisatie gepland is.
20. Indien nodig kan het femorale kanaal met de flexibele reamer ten minste 1.0mm groter dan de gekozen pendiameter worden gemaakt. Het wordt aanbevolen te ruimen in stappen van 0.5mm.
21. Zorg ervoor dat het gebruikte gecanuleerde flexibele reamersysteem compatibel is met de voerdraad met olijf van 2.8mm.
22. Breng de flexibele reamer in met stabiele, matige druk. Forceer de reamer niet. Trek de reamer geregeld gedeeltelijk terug om resten uit het medullaire kanaal te verwijderen.
23. Volg de punt van de reamer met behulp van fluoroscopie om te voorkomen dat de distale femorale groeischijf per ongeluk wordt beschadigd.
24. Controleer na het ruimen de voerdraad met olijf met behulp van fluoroscopie: als de voerdraad beschadigd of verbogen is, moet een nieuwe voerdraad worden gebruikt voor inbrenging van een
gecanuleerde pen.
25. Het wordt altijd aanbevolen de inbrenging van de proximale schroef in het gat van de pen door de richthendel te controleren voordat de pen in de femur wordt ingebracht.
26. Het inslaan moet altijd voorzichtig gebeuren; hard slaan zou nooit nodig mogen zijn. Als het implantaat niet opschuift, moet de chirurg stoppen met inslaan en de situatie onderzoeken. Hij kan ervoor
opteren verder op te ruimen.
27. Het kiezen van de juiste lengte van de proximale borgschroeven is van cruciaal belang voor een effectieve en veilige fixatie. De lengte van de schroeven moet worden bepaald door de specifieke instrumenten
zoals beschreven in de operatietechniek.
28. Om te voorkomen dat de verkeerde proximale schroeflengte wordt gekozen, moet er een nieuwe voerdraad worden gebruikt, ongeacht of de voerdraad van 3.2mm beschadigd of verbogen is door eerder gebruik.
29. De punt van de voerdraad van 3.2mm en de trapboorkop morgen niet meer dan 2 tot 4mm uitsteken voorbij de achterste cortex. Let erop dat de weke delen niet te ver worden doorboord om neurovasculaire
schade te voorkomen.
30. Om te voorkomen dat de verkeerde proximale schroeflengte wordt gekozen, moet de punt van de trocar vlak tegen het bot liggen en de maataanduiding vlak tegen de trocar.
31. Zorg er na meting van de proximale schroeflengte voor dat u de richthendel in dezelfde positie vasthoudt: elke verschuiving van de richthendel kan resulteren in een wanverhouding tussen boorkop en gat.
32. Voorkom dat de schroef te strak wordt aangedraaid en zorg dat de kop van de schroef net in contact komt met de cortex. Stop met inbrengen zodra weerstand voelbaar is.
33. Om te voorkomen dat de verkeerde distale schroeflengte wordt gekozen, moet de distale weefselgeleider correct georiënteerd worden om vlak tegen het bot te liggen.
34. Voor definitieve borging van de pen controleert u opnieuw de reductie en de juiste uitlijning van de fragmenten en de lengte van het been.
35. Om heterotope botvorming rond de kop van de pen te voorkomen, wordt gebruik van een eindstop aanbevolen.
36. Als de botvorming zich maar langzaam of helemaal niet ontwikkelt, kan het implantaat uiteindelijk breken door metaalmoeheid; om dit te voorkomen kunnen verdere maatregelen nodig zijn, zoals dynamisatie
om botvorming te bevorderen of vervanging van het implantaat.
37. De implantaten moeten aan het einde van de behandeling worden verwijderd.
38. Gebruik de schroefextractor niet op stroom.
39. Om rotatie of het te ver inbrengen van de pen te voorkomen, brengt u de hameradapter in voordat u de borgschroeven verwijdert.
MOGELIJKE NADELIGE EFFECTEN
1. Vroege en late infectie, diep en oppervlakkig.
2. Vertraagde verbinding, non-union, malunion, slechte uitrichting, verhoogde bindweefselreactie.
3. Stijfheid, verlies van bewegingsvrijheid, mankheid, afwijking van de beenlengte.
4. Risico's verbonden aan narcose en chirurgie zijn onder meer (maar niet beperkt tot):
• Pijn en heterotope botvorming op de plaats van operatie;
• vasculaire problemen zoals compartimentsyndroom, avasculaire necrose, trombo-embolische voorvallen en vetembolie;
• schade aan de groeischijf met een groeistoornis tot gevolg.
5. Complicaties als gevolg van overgevoeligheid voor metaal.
51

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis