AANWIJZING
Als de zaagketting (1) bij stationair toerental zich be-
weegt of als de motor bij het wegnemen van gas uit
zichzelf uitgaat, moet een instelling aan de carbura-
teur worden aangebracht (zie hoofdstuk "Onderhoud
van de carburateur").
1. Til de kettingzaag op.
2. Houd met de linkerhand de voorste handgreep
(12) vast.
3. Houd met de rechterhand de achterste hand-
greep (6) vast. Hierbij liggen de handpallen op de
gashendelblokkering (7) en met uw wijsvinger be-
dient u de gashendel (5).
4. Na hernieuwde bediening van de gashendel (5)
loopt de motor bij stationair toerental.
5. Laat de motor kort warmlopen.
10.4 Kettingsmering controleren en instellen
m LET OP
• Werk nooit zonder kettingsmering! Bij een droog lo-
pende zaagketting (1) wordt de zaagblad en zaag-
kettingset in korte tijd onherstelbaar beschadigd.
• Controleer voor het werk altijd de kettingsmering.
Aanwijzing
Gebruik uitsluitend kettingzaagolie, bij voorkeur bio-
logisch afbreekbaar. Gebruik geen afgewerkte olie,
motorolie enz.
Houd de kettingzaag terwijl hij loopt, bij gemiddelde
snelheid, boven een afgezaagde boomstronk of een
geschikte ondergrond. Als de smering voldoende is,
vormt zich een lichte oliefilm op de boomstronk of op
de ondergrond.
• Indien nodig kan de kettingsmering worden ver-
hoogd of verlaagd door middel van de olieregel-
schroef (32) (afb. 11).
• Gebruik de meegeleverde sleufschroevendraaier
(20) hiervoor als volgt:
- Druk eerst en draai dan de olieregelschroef (32)
rechtsom voor minder kettingsmering.
- Druk eerst en draai dan de olieregelschroef (32)
linksom voor meer kettingsmering.
10.5 Kettingrem controleren
m WAARSCHUWING
De kettingrem moet elke ingebruikname worden ge-
controleerd.
De kettingrem remt de zaagketting (1) bij terugslag
onmiddellijk af.
1. Let erop dat de voorste handbescherming (3)
schoon is en gemakkelijk beweegt.
2. Start de kettingzaag zoals beschreven onder
10.1, en breng de zaagketting (1) op volle snel-
heid (vol gas).
106 | NL
3. Bedien de voorste handbescherming (3) terwijl
de zaagketting (1) loopt. De kettingrem moet de
zaagketting (1) bij maximale snelheid afremmen
en blokkeren.
m WAARSCHUWING
Als het motortoerental te lang wordt opgevoerd terwijl
de kettingrem is geblokkeerd, raken de motor en de
kettingaandrijving beschadigd.
Als de zaagketting (1) desondanks beweegt, moet u
contact opnemen met de klantenservice.
11. Toepassing
11.1 Snoeien
• Pas er altijd voor op dat takken kunnen terugsprin-
gen.
• Sta niet op de stam bij het verwijderen van takken.
• Zaag niet met het uiteinde van het zaagblad. (afb. 7)
• Zaag nooit meerdere takken tegelijk.
• Ondersteun de kettingzaag bij het verwijderen van
takken zoveel mogelijk met de klauwaanslag (24).
• Denk eraan dat de kettingzaag aan het einde van
de zaagsnede onder zijn eigen gewicht kan door-
zwaaien. De zaag ondervindt geen steun meer in
de snede. Houd de zaag goed vast en zorg voor
tegendruk.
• Zorg ervoor dat u zelf stevig, stabiel en veilig staat
bij het snoeien en verwijderen van takken.
11.1.1 Snoeien in deelstukken
Kort lange of dikke takken in voordat u de laatste
eindsnede maakt. De zaagketting (1) kan anders ge-
makkelijk vastgeklemd raken.
11.1.2 Onder spanning staand hout bewerken
Het is zeer belangrijk dat de juiste volgorde wordt
aangehouden bij het bewerken van hout dat onder
spanning staat. Anders kan de zaagketting (1) vast-
klemmen of kan er een terugslag optreden.
Hout waar spanning op staat moet altijd eerst worden
ingezaagd aan de zijde waar drukkrachten op staan.
Daarna kan pas de eindsnede worden gemaakt aan
de zijde waar trekkrachten op staan. (afb. 24)
Zo wordt voorkomen dat de zaagketting (1) vastklemt.
m LET OP
Materiële schade!
Liggend hout mag de grond aan de onderkant van de
zaagsnede niet raken, anders kan de zaagketting (1)
beschadigd raken.
Terugstoot
• Als de zaagketting (1) aan de bovenrand van het
geleideblad (2) is vastgeklemd, kan de kettingzaag
al snel onverwacht terugslaan in de richting van de
gebruiker.
www.scheppach.com