Onderhoud
11.2
Schakelpunten controleren
Voorwaarde voor het controleren van de schakelpunten zijn de volgende juiste
instellingen:
•
Minimale werkdruk P
, 8.2 "Schakelpunten Reflexomat", 243.
0
•
Niveaumeting op het basisvat.
Voorbereiding
1.
Wissel naar de automatische modus.
2.
Sluit de kapventielen voor de vaten.
3.
Noteer het vulniveau dat weergegeven is op het display (in %).
4.
Water uit de vaten aftappen.
Inschakeldruk controleren
5.
Controleer de inschakeldruk en uitschakeldruk van compressor "CO".
–
De compressor wordt ingeschakeld bij P
–
De compressor wordt uitgeschakeld bij P
Bijvulling "AAN" controleren
6.
Zo nodig de waarde controleren die op het display van de besturing wordt
weergegeven voor de bijvulling.
–
De automatische bijvulling wordt ingeschakeld bij een weergegeven
vulniveau van 8 %.
Watertekort "AAN" controleren
7.
Schakel de bijvulling uit en tap water af uit de vaten.
8.
Controleer de waarde die voor de vulniveaumelding "Watergebrek" wordt
weergegeven.
–
Watergebrek "AAN" wordt weergegeven op het display van de
besturing bij een minimaal vulniveau van 5 %.
9.
Wissel naar de stopmodus.
10. Schakel de hoofdschakelaar uit.
Vaten schoonmaken
Zo nodig, condensaat verwijderen uit de vaten, 11.3.1 "Vaten schoonmaken",
250.
Apparaat inschakelen
11. Schakel de hoofdschakelaar in.
12. Wissel naar de automatische modus.
–
Afhankelijk van vulniveau en druk worden de compressor "CO" en de
automatische bijvulling ingeschakeld.
13. Open langzaam de kapventielen voor de vaten en beveilig deze tegen
onopzettelijk sluiten.
Watertekort "UIT" controleren
14. Controleer de waarde die voor de vulniveaumelding "Watertekort UIT"
wordt weergegeven.
–
Watertekort "UIT" wordt weergegeven op het display van de
besturing bij een vulniveau van 8 %.
Bijvulling "UIT" controleren
15. Zo nodig de waarde controleren die op het display van de besturing wordt
weergegeven voor de bijvulling.
–
De automatische bijvulling wordt uitgeschakeld bij een vulniveau
van 12 %.
Het onderhoud is voltooid.
Opmerking!
Als geen automatische bijvulling aangesloten is, vult u de vaten
handmatig met water tot het genoteerde vulniveau bereikt is.
Opmerking!
De instelwaarden voor drukbehoud, vulniveaus en bijvulling vindt u in
het hoofdstuk "Standaardinstellingen", 10.3.2
"Standaardinstellingen", 247.
250 — Nederlands
+ 0,3 bar.
0
+ 0,4 bar.
0
Reflexomat Touch — 09.2020 - Rev. A
11.3
Reiniging
11.3.1
Vaten schoonmaken
VOORZICHTIG
Kans op letsel door uitstromende vloeistof die onder druk staat
Een foutieve montage van de aansluitingen kan leiden tot persoonlijk letsel,
wanneer condensaat plotseling onder druk uitstroomt.
•
Zorg voor een deskundige aansluiting zodat het condensaat veilig kan
worden afgevoerd.
•
Draag geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen (bijv.
handschoenen en veiligheidsbril).
Het condensaat moet regelmatig worden verwijderd uit het basisvat en de
volgvaten. De reinigingsintervallen zijn afhankelijk van de
bedrijfsomstandigheden.
Vaten met vervangbaar membraan
1.
Kapventiel sluiten dat voor de vaten zit.
2.
Niveauwaarde noteren die op het display van de besturing wordt
weergegeven en water/druklucht afvoeren uit het vat.
3.
Schakel de hoofdschakelaar uit en haal de stekker uit het stopcontact.
4.
Open de ledigingsinrichting van de vaten om het condensaat af te tappen.
–
Als er meer dan 5 liter water of condensaat uitstromen, dient u het
vat te controleren.
•
Controleer of er een membraanbreuk opgetreden is.
•
Controleer de inwendige vatwanden op corrosieverschijnselen.
VOORZICHTIG – Kans op letsel door uitstromende vloeistof die onder
druk staat Een foutieve montage van de aansluitingen kan leiden tot
persoonlijk letsel, wanneer condensaat plotseling onder druk uitstroomt.
5.
Sluit de ledigingsinrichting van de vaten.
6.
Sluit het netsnoer weer aan en schakel de hoofdschakelaar in.
7.
Open het kapventiel van de vaten en beveilig deze tegen onbevoegd
"sluiten".
8.
Vul de vaten met water en druklucht tot de eerder genoteerde
niveauwaarde bereikt is.
Het onderhoud is voltooid.
Opmerking!
Als een inwendige vatwand door corrosie beschadigd is dient de
opstelplaats van de vaten op voldoende ventilatie te worden
gecontroleerd, 7.2 "Voorbereidingen",
11.3.2
Vuilvanger reinigen
Reinig regelmatig de vuilvanger "ST". De reinigingsintervallen zijn afhankelijk
van de bedrijfsomstandigheden.
1
Vuilvanger "ST"
1.
Wissel naar de stopmodus.
–
Druk op de knop "Stop" op het bedieningspaneel van de besturing.
2.
Sluit de kogelkranen die zich voor en achter de vuilvanger "ST" (1)
bevinden.
3.
Draai het vuilvanger-inzetstuk (2) langzaam los van de vuilvanger zodat de
resterende druk in het buissegment kan ontsnappen.
4.
Trek de zeef uit het vuilvanger-inzetstuk en spoel deze onder stromend
water. Maak de zeef dan schoon met een zachte borstel.
5.
Plaats de zeef terug in het vuilvanger-inzetstuk, controleer de pakking op
beschadiging en draai het vuilvanger-inzetstuk weer in de behuizing van
de vuilvanger "ST" (1).
6.
Open weer de kogelkranen die zich voor en achter de vuilvanger "ST" (1)
bevinden.
7.
Wissel naar de automatische modus.
–
Druk op de "Auto"-knop op het bedieningspaneel van de besturing.
238.
2
Vuilvanger-inzetstuk