Medtronic Extended Bedienungsanleitung Seite 21

12. Duw de plakstrip voorzichtig met één vinger
aan. Vervang de infusieset als de plakstrip
niet op de huid blijft plakken.
13. Houd de canulehouder voorzichtig met één
vinger op zijn plek. Duw het aansluitdeel dan
recht in de canulehouder tot het vastklikt.
14. Vul de zachte canule met insuline:
6 mm: 0,6 eenheden (0,006 ml)
9 mm: 0,6 eenheden (0,006 ml)
Gooi het inbrengapparaat volgens de lokale
wetgeving weg in een geschikte afvalbak voor
naalden.
Bewaar het afdekkapje en het witte dopje voor
later, wanneer u de infusieset loskoppelt.
Loskoppelen van inbrengplaats
1. Was uw handen met water en zeep.
2. Houd de canulehouder voorzichtig met
één vinger op zijn plek. (a) Knijp dan in
weerszijden van het aansluitdeel en (b) trek
het aansluitdeel uit de canulehouder.
3. Plaats het witte dopje op het aansluitdeel.
4. Plaats het afdekkapje op de canulehouder.
Duw het afdekkapje dan in de canulehouder
tot het vastklikt.
Opnieuw aansluiten op
inbrengplaats
1. Was uw handen met water en zeep.
2. Houd de canulehouder voorzichtig met
één vinger op zijn plaats. (a) Knijp dan in
weerszijden van het afdekkapje en (b) trek het
afdekkapje uit de canulehouder.
3. (a) Knijp in weerszijden van het aansluitdeel
en (b) trek vervolgens het witte dopje van
het aansluitdeel. Zorg dat er geen lucht in de
katheter zit. Als er luchtbellen in de katheter
zitten: Vul de katheter met insuline volgens de
instructies in de pomphandleiding. Zorg dat er
geen lucht in de katheter achterblijft.
4. Houd de canulehouder voorzichtig met één
vinger op zijn plaats. Duw het aansluitdeel dan
in de canulehouder tot het vastklikt.
Reservoir vervangen zonder de
infusieset te vervangen
1. Was uw handen met water en zeep.
2. Houd de canulehouder voorzichtig met
één vinger op zijn plaats. (a) Knijp dan in
weerszijden van het aansluitdeel en (b) trek
het uit de canulehouder.
3. Verwijder het reservoir uit de pomp en
(a) verwijder vervolgens de katheterconnector
van het reservoir door de aansluiting
rechtsom te draaien. Gooi de gebruikte
infusieset volgens de lokale wetgeving weg
in een geschikte afvalbak. Gooi de katheter
niet weg. Leg het opzij op een schone
ondergrond. Voor specifieke instructies
voor het verwijderen van het reservoir uit de
pomp, zie de pomphandleiding. (b) Plaats
de katheterconnector boven op een nieuw
gevuld reservoir. Draai de katheterconnector
rechtsom vast op zijn plaats.
Zorg dat er geen vloeistof in de
katheterconnector of boven op
het reservoir zit. Vloeistof kan de
ventilatieopeningen verstoppen en een
onnauwkeurige insulinetoediening tot
gevolg hebben. Dit kan tot een hoge of lage
bloedglucosespiegel leiden. Als er vloeistof
aanwezig is, moet u een nieuwe infusieset
en een nieuw reservoir gebruiken.
4. Plaats het reservoir in de pomp. Zorg dat
er geen lucht in de katheter zit. Als er
luchtbellen in de katheter zitten: Vul de
katheter met insuline volgens de instructies in
de pomphandleiding. Zorg dat er geen lucht in
de katheter achterblijft.
5. Houd de canulehouder voorzichtig met één
vinger op zijn plaats. Druk het aansluitdeel dan
in de canulehouder tot u een klik hoort.
Vul de canule niet. Wanneer u na
vervanging van alleen het reservoir de
infusieset opnieuw aankoppelt, kan het
vullen van de canule leiden tot toediening
van te veel insuline, en daarmee tot
hypoglykemie.
Infusieset uit lichaam verwijderen
1. Was uw handen met water en zeep.
2. Houd de canulehouder voorzichtig met
één vinger op zijn plaats. (a) Knijp dan in
weerszijden van het aansluitdeel en (b) trek
het aansluitdeel uit de canulehouder.
3. Verwijder het reservoir uit de pomp. Verwijder
de katheterconnector van het reservoir door
de aansluiting linksom te draaien. Raadpleeg
de pomphandleiding voor specifieke instructies
over het verwijderen van het reservoir uit de
pomp.
4. Trek de plakstrip rond de canulehouder
voorzichtig omhoog. Trek de zachte canule
vervolgens uit de huid.
17