Houd de kettingzaag in goede staat, effectief werken
met de kettingzaag is alleen mogelijk als de zaagket-
ting scherp, goed gesmeerd en correct gespannen is.
Dit vermindert ook het risico van een terugslag.
De juist geslepen zaagketting (17)
Een correct geslepen zaagketting (17) gaat moeite-
loos door het hout en heeft daarbij weinig druk nodig.
Werk niet met een botte of beschadigde zaagketting
(17). Er is dan meer fysieke inspanning nodig, de tril-
lingen nemen toe en het leidt tot onbevredigende re-
sultaten en meer slijtage.
• Reinig de zaagketting (17) regelmatig.
• Controleer de zaagketting (17) op breuken in de
schakels en op beschadigde klinknagels.
• De zaagketting (17) mag alleen door ervaren ge-
bruikers worden geslepen!
• Houd rekening met onderstaande hoeken en ma-
ten. Als de zaagketting (17) niet goed is geslepen of
de zaagdiepte te gering is, bestaat er een verhoogd
risico op terugslageffecten die verwondingen tot
gevolg kunnen hebben! De zaagketting (17) kan
niet op het zaagblad (16) worden vastgezet. Het is
daarom het beste om de zaagketting (17) van het
zaagblad (16) te nemen en daarna te slijpen.
• Kies het juiste slijpgereedschap voor de ket-
tingsteek.
De kettingsteek (bijv. 3/8") staat op elke kettingtand
als dieptemaat vermeld.
Gebruik uitsluitend speciale vijlen voor zaagket-
tingen!
Andere vijlen hebben een verkeerde vorm en geven
een verkeerd slijpresultaat. Kies de diameter van vijl
op basis van de kettingsteek. Neem beslist onder-
staande hoek in acht bij het slijpen van de zaagscha-
kels.
A = vijlhoek
B = hoek van de zijplaat
Deze hoek moet identiek zijn voor alle zaagschakels.
Bij onregelmatig geslepen hoeken zal de zaagketting
(17) onregelmatig lopen, snel slijten en voortijdig bre-
ken.
Aan deze eisen kan alleen worden voldaan door re-
gelmatig en voldoende lang te oefenen. Houd reke-
ning met het volgende:
• Gebruik een vijlgeleider.
100 | NL
• Een vijlgeleider moet worden gebruikt als de zaag-
ketting (17) met de hand wordt geslepen. De juiste
vijlhoek staat hierop aangegeven.
1. Houd de vijl horizontaal (onder de juiste hoek ten
opzichte van het zaagblad (16)) en vijl volgens de
hoekmarkering op de vijlgeleider. Steun de vijl-
houder op het tanddak en de dieptemaat.
2. Vijl de zaagschakel steeds van binnen naar bui-
ten.
3. De vijl scherpt alleen in voorwaartse beweging.
Licht de vijl op tijdens de teruggaande beweging.
4. Raak de aandrijf- en verbindingsschakels niet aan
met de vijl.
5. Draai de vijl regelmatig verder om eenzijdige slij-
tage te voorkomen.
6. Neem een stuk hard hout om bramen van de snij-
randen te verwijderen.
Alle zaagschakels moeten dezelfde lengte hebben
omdat anders ook de hoogte zal variëren.
De zaagketting (17) loopt dan onregelmatig, wat het
risico op defecten vergroot.
www.scheppach.com