■ Houd een brandblusser gereed wanneer u werkt in
een licht ontvlambare omgeving, zoals droog gras,
enz. Er bestaat brandgevaar!
6.5 Brandstof bijvullen
■ Benzine is zeer licht ontvlambaar. Houd bij het tan-
ken afstand van open vuur en rook niet tegelijk. Er
bestaat brandgevaar!
■ Let erop dat u geen benzine morst. Benzine of ket-
tingzaagolie mag niet in de grond terecht komen.
Zorg voor een geschikte onderlegger.
■ Tank uitsluitend op een voldoende geventileerde
plaats. Benzinedampen kunnen gemakkelijk ont-
vlammen of exploderen.
■ Schakel de motor uit voordat u gaat tanken en laat
het apparaat afkoelen. Als er benzine is gemorst,
dient u de betreffende plekken direct te reinigen.
Laat ook geen brandstof op uw kleding komen.
Wissel deze anders direct.
■ Voorkom ook huid- en oogcontact met benzine of
smeerstoffen (olie).
■ Adem benzinedampen/smeeroliedampen niet in.
■ Let op voor ondichte plekken. Start de motor niet
als er benzine uitloopt. Er bestaat gevaar door ver-
branding.
■ Open het tankdeksel voorzichtig, zodat eventuele
overdruk langzaam kan ontsnappen en er geen
benzine uitspat.
6.6 Voor de ingebruikname
m WAARSCHUWING
Voer inspecties altijd voor het in bedrijf stellen uit en
alleen als de motor uitgeschakeld is.
Controleer altijd of het apparaat veilig kan worden ge-
bruikt voordat u ermee gaat werken of wanneer het
op de grond is gevallen.
Controleer of alle bewegende delen goed werken.
Veel ongevallen ontstaan door slecht onderhouden
gereedschap.
Laat beschadigde onderdelen repareren door een
bevoegde specialist.
Gebruik de kettingzaag en de accessoires alleen
overeenkomstig deze aanwijzingen. Houd daarbij re-
kening met de omstandigheden waarin gewerkt wordt
en de uit te voeren werkzaamheden. Het gebruik van
gemotoriseerd gereedschap voor andere toepassin-
gen dan het voorgeschreven gebruik kan leiden tot
gevaarlijke situaties.
■ Controleer regelmatig of de kettingrem naar behoren
functioneert (voorste handbescherming, zie afb. B).
■ Controleer of het geleideblad goed gemonteerd is.
■ Controleer of de zaagketting goed gespannen is.
Neem de aanwijzingen inzake het smeren, de ket-
tingspanning en het vervangen van accessoires in
acht. Een ondeskundig gespannen of gesmeerde ket-
ting kan breken of meer kans op terugslag opleveren.
90 | NL
■ Houd snijgereedschap scherp en schoon. Slijp re-
gelmatig bij en vervang versleten onderdelen op
tijd. Zorgvuldig onderhouden snijgereedschap met
scherpe snijranden klemt minder snel vast en is
makkelijker te gebruiken.
■ Controleer de gashendel en de gashendelblokke-
ring op soepele werking. De gashendel moet naar
de uitgangspositie terugveren.
■ Controleer of er voldoende brandstof en kettings-
meerolie in de tank zitten.
■ Let erop dat de handgrepen droog, schoon en vrij
van olie en vuil zijn.
■ Werk nooit helemaal alleen. In geval van nood
moet er iemand in de buurt zijn.
■ Gebruik de kettingzaag alleen als u op veilige,
stabiele en vlakke grond staat. Voorkom een on-
natuurlijke lichaamshouding. Een gladde of een on-
stabiele ondergrond (bijv. op een ladder) kan leiden
tot evenwichtsverlies of verlies van de controle over
de kettingzaag. Zorg voor een stabiele positie en
zorg ervoor dat u altijd stabiel staat. Hierdoor kunt
u de kettingzaag in onverwachte situaties beter
controleren.
■ Werk niet op een boom met de kettingzaag. Bij ge-
bruik op een boom bestaat gevaar voor letsel.
■ Zaag nooit boven schouderhoogte.
■ Houd de kettingzaag altijd vast met uw rechterhand
op de achterste handgreep en uw linkerhand op
de voorste handgreep (zie afb. D). Het vasthouden
van de kettingzaag in een omgekeerde werkpositie
verhoogt het risico op letsel en mag niet worden
gebruikt.
■ Houd u bij een draaiende kettingzaag alle lichaams-
delen uit de buurt van de zaagketting. Controleer
voor het starten van de kettingzaag of de zaagket-
ting niets raakt. Tijdens werkzaamheden met een
kettingzaag kan een moment onoplettendheid er
toe leiden dat bekleding of lichaamsdelen door de
zaagketting worden vastgegrepen.
■ Schakel de kettingzaag direct uit bij merkbare ver-
anderingen in het gedrag van het apparaat.
■ Als de kettingzaag stenen, spijkers of andere harde
voorwerpen heeft geraakt, moet u de motor onmid-
dellijk uitschakelen en zowel de zaagketting als het
geleideblad op beschadigingen controleren.
■ Laat de kettingzaag niet vallen, stoot hem niet te-
gen obstakels en gebruik het geleideblad nooit als
hefboom.
■ Zaag alleen in hout met de kettingzaag.
■ Let er tijdens het zagen op dat een onder spanning
staande tak, zal terugveren. Als de spanning in de
houtvezels vrijkomt, kan de onder spanning staan-
de tak de gebruiker raken en/of de controle over de
kettingzaag laten verliezen.
■ Wees met name voorzichtig bij het zagen van kreu-
pelhout en jonge boompjes. Het dunne materiaal
kan in de zaagketting verstrikt raken en op u slaan
of u uit evenwicht brengen.
www.scheppach.com