Opgelet: De wikkel/dilator NIET buigen bij het inbrengen daar buigen
de wikkel voortijdig kan doen scheuren. Houd de wikkel/dilator vast
vlakbij de tip (ongeveer 3 cm van de tip) wanneer u deze voor het
eerst door het huidoppervlak inbrengt. Om de wikkel/dilator verder
voorwaarts te brengen naar de ader neemt u de wikkel/dilator opnieuw
vast, een paar centimeter (ongeveer 5 cm) boven de oorspronkelijke
vastpaklocatie en duwt u de wikkel/dilator verder naar beneden.
Herhaal deze procedure tot de wikkel/dilator volledig ingebracht is.
N oo t : Zie voor een andere wikkelmethode de sectie over
Micropunctuurinbrenging.
Opgelet: Laat de wikkel nooit op zijn plaats als een verblijfskatheter.
Dit veroorzaakt letsel aan de ader.
12. Plaats het afsluitdopje over de dilatatoropening om bloedverlies of
luchtembolie te voorkomen.
Opgelet: Klem niet het gedeelte van de katheter met het dubbele lumen
af. Klem alleen de verlengingen af. Gebruik geen getande forceps,
gebruik enkel de meegeleverde in-lijn klemmen.
13. Haal de dilatator en het afsluitdopje uit de huls.
14. Steek de distale tip van de katheter in en door de wikkel totdat de
kathetertip zich op de juiste plaats in de bedoelde ader bevindt.
15. Verwijder de afscheurhuls door deze langzaam uit het bloedvat te
trekken en tegelijkertijd de wikkel te splitsen door de uitsteeksels
vast te pakken en ze uit elkaar te trekken (een lichte draaibeweging
kan helpen).
Opgelet: Trek dat deel van de wikkel dat in het bloedvat blijft zitten niet
uit elkaar. Om letsel aan het bloedvat te voorkomen de wikkel zo ver
mogelijk terugtrekken en slechts een paar centimeter tegelijk afscheuren.
16. Stel de katheter af onder fluoroscopie. De distale veneuze tips
dienen op het niveau van de atriale vertakking van de vena cava of
in het rechtse atrium te zijn om optimale bloedflow te verzekeren.
Noot: Er wordt aanbevolen bij femorale inbrenging de tip bij de vertakking
van de vena iliaca en de vena cava inferior te plaatsen.
17. Bevestig spuiten aan beide verlengingen en open de klemmen.
Er hoort gemakkelijk bloed te worden geaspireerd uit zowel
de arteriële als de veneuze kant. Indien een van beide kanten
bovenmatige weerstand vertoont tegen bloedaspiratie, kan het zijn
dat de katheter gedraaid of verplaatst moet worden om voldoende
bloedflows tot stand te brengen.
18. Nadat voldoende aspiratie tot stand is gebracht, dienen beide
lumina geïrrigeerd te worden met spuiten gevuld met fysiologische
zoutoplossing volgens een snelle bolustechniek. Zorg dat de
klemmen op de verlengingen open zijn tijdens de irrigatieprocedure.
19. Sluit de verlengingsklemmen, verwijder de spuiten en zet een
afsluitdopje op elk luerlock-verbindingsstuk. Vermijd luchtembolie
door de verlengslang te allen tijde afgeklemd te houden wanneer
deze niet in gebruik is en door de katheter vóór elk gebruik te
aspireren en daarna te irrigeren. Elke keer dat een slangaansluiting
wordt vervangen, moeten de katheter en alle aansluitslangen en
doppen ontlucht worden.
20. O m d e d o o r l a a t b a a r h e i d t e h a n d h a v e n m o e t e r e e n
heparineafsluiting in beide lumina worden gecreëerd. Raadpleeg
de heparinisatierichtlijnen van het ziekenhuis.
Opgelet: Controleer of alle lucht uit de katheter en de verlengstukken is
geaspireerd. Nalaten dit te doen kan een luchtembolie tot gevolg hebben.
21. Nadat de katheter is vergrendeld met heparine, sluit u de klemmen
en zet u de afsluitdopjes op de vrouwelijke luers van de verlengset.
22. Bevestig de juiste plaatsing van de tip met fluoroscopie. De distale
veneuze tip dient zich op het niveau van de atriale vertakking van de
vena cava of in het rechtse atrium te bevinden om optimale bloedflow
te verzekeren (zoals aanbevolen in de huidige NKF DOQI-richtlijnen).
-66-
1