Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

RIDGID NaviTrack Scout Übersetzung Der Originalbetriebsanleitung Seite 57

Vorschau ausblenden Andere Handbücher für NaviTrack Scout:
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 17
2. De diepte wordt weergegeven in de linkerbenedenhoek.
3. Geforceerde dieptemeting - Als de hoekindicator meer dan 5
graden afleest, geeft de Scout geen diepte weer. Druk op de toets met
het pijltje naar beneden en houd die ingedrukt. Op die manier wordt de
dieptemeting geforceerd op voorwaarde dat het mogelijk is de diepte
te meten (zie het hoofdstuk over gekantelde sondes).
Ga bij het controleren van de diepte steeds als volgt te werk: voer een
meting uit, draai de Scout 180 graden (1/2 cirkel) en voer nog een meting
uit. Zorg ervoor dat de onderste bal op dezelfde positie op de grond blijft en
dat de mast verticaal staat. Als de dieptelezingen meer dan ong veer 10%
van elkaar verschillen is er sprake van een sto ring en moet de dieptemeting
in twijfel getrokken worden.
5.6 Bedieningstips voor het lokaliseren van een sonde
. Gebruik het geluid indien mogelijk om de Scout de maximale
signaalsterkte te helpen zoeken.
. Wanneer de evenaar wordt overschreden en het sig naal niet maximaal
is, dient u de evenaar te volgen tot de hoogste signaalsterkte. Het feit
dat u de evenaar van de sonde hebt gevonden (de streepjeslijn op het
scherm) betekent NIET dat u de sonde hebt gevonden. Het punt van
de maximale signaalsterkte moet ook worden gevon den. Als de sonde
steil gekanteld is, ligt de evenaar NIET recht boven de sonde en is de
afstand van de sonde tot elk van beide polen niet gelijk. Als de sonde
gekanteld is, dient u het signaal te maximaliseren.
. U dient het punt van de maximale signaalsterkte altijd te bevestigen.
Controleer wat u ziet op de kaart, tenzij u er zeker van bent dat aan
al de gestelde voorwaarden werd voldaan. De kaart gaat uit van de
volgende omstandigheden:
1. De grond is waterpas.
2. De sonde is waterpas.
3. De Scout-plaatsbepaler bevindt zich boven grondniveau.
4. De Scout-plaatsbepaler wordt ongeveer verticaal gehouden, met de
antennemast recht naar beneden wijzend.
Als die omstandigheden niet of niet allemaal kloppen, dient u scherp te
letten op de maximale signaalsterkte. In het alge meen geldt het volgende:
als de bovengenoemde omstan digheden kloppen en de Scout zich binnen
ongeveer twee "diepten" van de signaalbron bevindt, is de kaart bruikbaar
en accuraat. Houd daar rekening mee wanneer u de kaart gebruikt indien
het doel of de signaalbron heel ondiep zit. Het bruikbare zoekgebied op
basis van de kaart kan klein zijn als de sonde uiterst ondiep zit.
NaviTrack Scout
5.7 Gekantelde sondes
Als de sonde gekanteld is, zal één pool zich dichter bij de sonde bevinden
en de andere verder weg, zodat de sonde zich niet meer precies halfweg
tussen de beide polen bevindt. De signaalsterkte van de dichtstbijgelegen
pool wordt veel groter dan die van de verder afgelegen pool. In het extreme
geval waarin de sonde helemaal verticaal komt te liggen, verplaatst een
pool zich naar een punt recht boven de sonde en die pool is dan ook het
punt van de maximale signaalsterkte. De andere pool 'ziet' de Scout niet.
Dus zelfs wanneer de sonde verticaal ligt, bijvoorbeeld wanneer ze in een
breuk in de leiding of in ondergrondse tank terecht is gekomen, kan ze nog
altijd worden gelokaliseerd.
Wat u ziet op het scherm is een pool van maximale signaalsterkte wanneer
de sonde verticaal ligt.
De multidirectionele antennes maken het mogelijk de diepte te meten zelfs
wanneer de sonde gekanteld is. In een dergelijk geval moet de geforceerde
dieptemeting worden gebruikt (zie Meten van diepte).
57

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis