nl
Optionele kabelbreukherkenning
Analoge ingang (AI2)
Uitgeschakeld
Ingeschakeld
Grenswaarde
Fig. 77: Grenswaarde kabelbreuk
AAN/UIT door analoog signaal
Analoge ingang (AI2)
Uitgeschakeld
Ingeschakeld
Fig. 78: Aan/uit door analoog signaal
Grenswaarde voor AAN/UIT
Analoge ingang (AI2)
Grenswaarde UIT
Ingeschakeld
Grenswaarde AAN
Fig. 79: Grenswaarden voor AAN/UIT-bestu-
ring via analoge signalen
Min-signaal/waarde-toewijzing
Analoge ingang (AI2)
Signaalwaarde
Bijbehorende waarde
Fig. 80: Min-signaal/waarde-toewijzing
Max-signaal/waarde-toewijzing
Analoge ingang (AI2)
Signaalwaarde
Bijbehorende waarde
Fig. 81: Max-signaal/waarde-toewijzing
438
Grenswaarde voor kabelbreuk door draaien van de bedieningsknop vastleggen en door druk-
ken bevestigen.
De signaalsterkte onder
de ingestelde
grenswaarde wordt als
kabelbreuk aangeduid.
In de volgende stap wordt vastgelegd, of
•
het analoge signaal alleen de gewenste waarde verandert
•
de pomp bovendien via het analoge signaal in- en uitgeschakeld wordt.
Een gewenste waardeverandering kan door analoge signalen worden uitgevoerd, zonder de
pomp door de signalen in- of uit te schakelen. In dit geval wordt „Uitgeschakeld" geselec-
teerd.
Is de functie „In/Uit door analoog signaal" ingeschakeld, moeten de grenswaarden voor het
In- en Uitschakelen worden vastgelegd.
Vervolgens gebeurt de MIN-signaal/waarde-toewijzing en de MAX-signaal/waarde-toewij-
zing.
Voor de overdracht van analoge signaalwaarden naar gewenste waarden wordt nu de over-
drachtsdrempel gedefinieerd. Hiertoe worden de minimale en maximale steunpunten van de
Het analoge signaal
verandert de gewenste waarde
en
karakteristiek aangegeven en de daarbij behorende gewenste waarden aangevuld (MIN-sig-
schakelt de pomp
via een grenswaarde IN
of UIT.
naal/waarde-toewijzing en MAX-signaal/waarde-toewijzing).
Het analoge signaal
verandert de gewenste waarde
en
schakelt de pomp
via een grenswaarde IN
of UIT.
De waarde voor het min-signaal beschrijft de onderste signaalwaarde van de overdrachtshel-
ling bij de bijbehorende waarde 0%. In dit voorbeeld ligt de onderste signaalwaarde bij 3 V.
Minimaal punt van de
gewenste waarde-karakteristiek
opvoerhoogte voor Δp-v
vastleggen.
De waarde voor het max-signaal beschrijft de bovenste signaalwaarde van de overdrachts-
helling bij de bijbehorende waarde 100%. In dit voorbeeld ligt de bovenste signaalwaarde bij
10 V.
Wanneer alle signaal/waarde-toewijzingen zijn uitgevoerd, is de instelling van de analoge
Maximum punt van de
gewenste waardebron afgesloten.
gewenste waarde-karakteristiek
voor
opvoerhoogte voor Δp-v
Er opent een editor voor de instelling van de vervangende gewenste waarde bij kabelbreuk of
vastleggen.
bij verkeerde configuratie van de analoge ingang.
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-Stratos GIGA2.0-I, Wilo-Stratos GIGA2.0-D • Ed.02/2022-07