Nederlands
NAALDGELEIDER AANPASSEN
1. Bepaal de gewenste beginhoogte van het naaldpad voor de procedure.
2. Draai de vergrendelingsknop van de introducer los door deze ongeveer een hele slag naar links te draaien.
Verwijder de knop niet van de geleidertoren.
3. Trek de introducerhouder uit de huidige hoogtepositie.
4. Beweeg de introducerhouder omhoog of omlaag tot de gewenste naaldpadhoogte.
5. Druk de introducerhouder in de gewenste naaldpadhoogte.
6. Draai de vergrendelingsknop van de introducer vast door deze naar rechts te draaien tot de
introducerhouder stevig in een horizontale positie is vergrendeld met behulp van de uitlijningsinkepingen.
OPMERKING: Verwijder de introducerhouder niet van de geleidertoren.
OPMERKING: Tijdens de procedure kunnen de hoogte en de hoek van het traject van de introducernaald
worden aangepast.
INTRODUCERNAALD OP NAALDGELEIDER MONTEREN
1. Haal met de juiste steriele methode de introducernaald uit de verpakking en verwijder de puntbescherming
van de introducernaald.
2. Plaats de naaldgeleider voor de eerste plaatsing van de introducernaald.
3. Steek de introducernaald in de introducerhouder tot de gewenste punctiediepte.
Dieptemarkering geeft bij benadering de
insertieafstand vóór de punctie aan.
24
TP Pivot Pro™-naaldgeleider