TP Pivot Pro™-naaldgeleider
De naaldgeleider niet gebruiken als deze beschadigd is of niet goed past.
n
Gebruik alleen stoffen of gels die in water oplosbaar zijn. Petroleum of materialen op basis van minerale
n
olie kunnen de hoes beschadigen.
Alleen voor illustratiedoeleinden kan de transducer worden getoond zonder een transducerhoes. Plaats
n
altijd een hoes over de transducer om patiënten en gebruikers tegen kruiscontaminatie te beschermen.
Controleer vóór gebruik of er geen luchtbellen aanwezig zijn. Luchtbellen tussen de hoes en de lens van de
n
transducer kunnen een slechte beeldkwaliteit veroorzaken.
Draai de klemknop niet te vast aan. Te vast aandraaien kan schade aan de transducer veroorzaken.
n
De introducernaald moet zichtbaar zijn wanneer deze schuin staat, om te voorkomen dat in de rectumwand
n
wordt geprikt.
Trek de introducernaald terug of verwijder deze uit de introducerhouder om letsel bij de patiënt te
n
voorkomen wanneer een contralaterale positie wordt aangenomen.
Als het product tijdens het gebruik defect raakt of het beoogde gebruik niet meer kan bereiken, stop dan
n
met het gebruik van het product en neem bel met CIVCO.
Meld ernstige incidenten met betrekking tot het product aan CIVCO en de bevoegde autoriteit in uw lidstaat
n
of bevoegde regelgevende autoriteiten.
Wees voorzichtig bij het hanteren van de introducernaald om per ongeluk prikken te voorkomen.
n
OPMERKING: Product is niet gemaakt van natuurlijk rubberlatex.
NAALDBAANVERIFICATIE
Controleer vóór gebruik of de naald van de introducer is uitgelijnd met het beeldvlak van de transducer.
n
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de transducer voor de juiste procedure.
n
Ga voorzicht te werk bij het plaatsen van een naald om verbuiging te voorkomen.
n
OPMERKING: Gebruik een naald met een geschikte lengte om het doelweefsel te bereiken.
GEBRUIK VAN NAALDGELEIDING
1. Breng een geschikte hoeveelheid gel aan binnen de hoes en/of het transduceroppervlak. Als u geen gel
gebruikt, is de beeldkwaliteit mogelijk matig.
2. Plaats de transducer in de hoes met gebruik van de juiste steriele techniek. Trek de hoes goed over het
transduceroppervlak om rimpels en luchtbellen te verwijderen. Zorg ervoor dat u de hoes niet doorprikt.
3. Beveilig de hoes met afgesloten stroken.
4. Controleer de hoes om zeker te zijn dat er geen gaten of scheuren zijn.
NAALDGELEIDER AAN TRANSDUCER BEVESTIGEN
OPMERKING: De geleider is compatibel met endocaviteitstransducers met een diameter van 16 mm - 20 mm.
1. Open de klemknop van de transducer door de knop naar links te draaien en draai de knop weg van de
bevestigingspoten. Verwijder de knop niet van de geleider.
2. Plaats de naaldgeleider over de transducer en druk naar beneden om hem vast te zetten.
3. Lijn het stabilisatorvenster uit met de lens van de transducer in het sagittale beeldvlak.
4. Plaats de geleider zodanig dat de introducernaald zichtbaar is in de transducerarray na inbrenging.
5. Draai de klemknop van de transducer terug in positie en draai de knop rechtsom om de naaldgeleider stevig
aan de transducer te bevestigen. Draai niet te vast aan.
OPMERKING: Draai zo nodig de klemknop van de transducer los om de positie van de naaldgeleider op de
transducer aan te passen en het naaldpad uit te lijnen met de transducerreeks. Verwijder de knop
niet van de geleider. Draai de klemknop van de transducer vast om de naaldgeleider na afstelling
vast te zetten.
23
Nederlands