MedComp SPLIT CATH Gebrauchsanleitung Seite 61

7. Splits het arterieel en het veneuze lumen door de distale uiteinden
vast te nemen en de lumina voorzichtig uit elkaar te trekken tot aan
het punt waarop staat "NIET VOORBIJ DIT PUNT SPLITSEN".
Waarschuwing: Als de lumina voorbij dit punt worden gesplitst,
kan dit leiden tot bovenmatig bloeden in de tunnel, infectie of
schade aan de katheterlumina. Wees ook voorzichtig om schade te
vermijden aan de stiletten als u de lumina splitst.
8. Trek de stiletten terug in de katheter en schroef de stiletdop vast op de
arteriële en veneuze katheterluers. Draai het stiletuiteinde in de proximale
holte van het veneuze lumen en voorbij de holte van het uiteinde om het
stiletuiteinde voorbij het veneuze uiteinde te laten komen.
9. Schroef beide stiletten vast op de luers.
10. Breng de introducernaald met de daaraan bevestigde spuit, of de
One-Step™-bolnaald , in de gewenste ader. Aspireer om voor de
juiste plaatsing te zorgen. Wanneer de One-Step™ wordt gebruikt,
de bol met fysiologische zoutoplossing vullen. Nadat de bol volledig
gevoed is en er geen lucht aanwezig is, knijpt u met uw duim en
wijsvinger in de bol. Blijf in de bol knijpen totdat de naald onder de
huid van de patiënt zit. Nadat de gewenste ader gevonden is, vloeit
er bloed terug in de flexibele kamer.
11. Verwijder de naald, (zie 11a voor richtlijnen voor de One-Step™),
en plaats de duim over het uiteinde van de naald om bloedverlies
of luchtembolie te voorkomen. Trek het flexibele uiteinde van de
voerdraad terug in de opvoerder zodat alleen het einde van de
voerdraad zichtbaar is. Breng het distale einde van de opvoerder
in het naaldaanzetstuk. Voer de voerdraad met een voorwaartse
beweging in en voorbij het naaldaanzetstuk in de bedoelde ader.
11a. Aanwijzingen voor de One-Step™: Nadat er bloed is geaspireerd
in de flexibele bol, trekt u het flexibele uiteinde van de voerdraad
terug in de opvoerder zodat alleen het einde van de voerdraad
zichtbaar is. Steek het distale uiteinde van de opvoerder in de
One-Step™ bolnaald. Voer de voerdraad met een voorwaartse
beweging in en voorbij het naaldaanzetstuk in de bedoelde ader.
Opgelet: De lengte van de ingebrachte draad wordt bepaald door de
grootte van de patiënt. Controleer de patiënt door de hele procedure
heen op aritmie. De patiënt dient op een hartmonitor te worden
aangesloten tijdens deze procedure. Hartaritmieën kunnen het gevolg
zijn als de voerdraad in het rechteratrium terechtkomt. De voerdraad
dient stevig vastgehouden te worden tijdens deze procedure.
12. Verwijder de naald en laat de voerdraad in de gewenste ader.
Verwijd de huidpunctuur met een scalpel.
13. Rijg de dilator(en) over de voerdraad in het bloedvat (er kan een
lichte draaibeweging worden gebruikt). Verwijder de dilator(en)
wanneer het bloedvat voldoende opgerekt is en laat de voerdraad op
zijn plaats.
Opgelet: Onvoldoende weefseluitrekking kan compressie van het
katheterlumen tegen de voerdraad veroorzaken wat problemen
veroorzaakt bij het inbrengen en verwijderen van de voerdraad van de
katheter. Dit kan buigen van de voerdraad tot gevolg hebben.
Opgelet: Laat de dilator niet als verblijfskatheter op zijn plaats om
mogelijke perforatie van de aderwand te voorkomen.
14. Draai het proximale uiteinde van de voerdraad door het distale
uiteinde van het stilet.
15. Van zodra de voerdraad door de rode luer-verbinding naar buiten
komt houdt u de voerdraad stevig vast en schuift u de katheter
verder over de voerdraad en in de gewenste ader, waarbij u erop
let de arteriële en veneuze uiteinden stevig vast te houden om te
vermijden dat het veneuze lumen knikt en dat het stiletuiteinde
terug in de katheter trekt bij het inbrengen.
Opgelet: De voerdraad niet verder inbrengen in de ader met de
katheter. Hartaritmieën kunnen het gevolg zijn als de voerdraad in het
rechteratrium terechtkomt. De voerdraad dient stevig vastgehouden te
worden tijdens deze procedure.
16. Verwijder de voerdraad en de stiletten en laat de katheter op zijn
plaats zitten.
-59-