3.4. Stoppen van het stroomaggregaat door storing
Het stroomaggregaat stopt automatisch als de geregistreerde omstandigheden van de storing in de tabel van figuur 3.3 verschijnen. De
controleur geeft dan de bijbehorende storingscode weer. De aggregaat kan niet gestart worden zolang de oorzaak van de storing niet
gecorrigeerd is en de controleur niet gereset is.
Zie paragraaf 3.4.1 voor het resetten van de controleur na het stoppen door een storing. Het resetten van de controleur is automatisch
na het corrigeren van een storing van de accuspanning.
De noodstopschakelaars van het aggregaat (behalve de handbediende noodstopschakelaar) worden automatisch weer ingesteld zodra
het probleem gecorrigeerd is. Het contact van de motortemperatuur (verhoogde motortemperatuur) wordt automatische geladen zodra
het stroomaggregaat voldoende afgekoeld is. De storing daarentegen wordt niet gewist zolang de controleur niet gereset is.
In de omstandigheden zoals aangegeven zijn in de tabel van figuur 3.4, geeft de controleur een storingscode weer, maar het
stroomaggregaat is niet stilgezet.
Code
Storing
Stoppen door een
AF
druk op de
noodstopknop
Stoppen bij
HE
verhoogde
motortemperatuur
Laag
LCL
koelvloeistofniveau
Verlies van
LOC
koelvloeistof
Stoppen bij lage
LOP
oliedruk
Stoppen bij
overschrijding van
OC
het aantal
startcycli
Stoppen bij
OF
overfrequentie
Stoppen bij te
OS
hoog toerental
De noodstop vindt direct plaats als men de noodstopknop
bedient
of
bij
vermogensschakelaar van het stroomaggregaat.
Het stoppen gebeurt als de temperatuur van de
koelvloeistof het toegestane maximum gedurende meer
dan
5 secondes
beschermingsmaatregel wordt actief vanaf het moment dat
de motor het onkoppeltoerental van de startmotor bereikt.
Ongebruikt op de modellen met luchtkoeling.
Ongebruikt op de modellen met luchtkoeling.
Het stoppen gebeurt als de omstandigheden van lage
oliedruk zich voordoen gedurende meer dan 5 secondes.
Deze beschermingsmaatregel wordt actief 30 secondes
nadat de motor het onkoppeltoerental van de startmotor
heeft bereikt (tijdschakeling 30 secondes).
Opmerking: Het stoppen bij lage oliedruk geeft geen
enkele bescherming in geval van een laag oliepeil.
Controleer het oliepeil met de peilstok van de motor.
Het stoppen gebeurt na 3 startpogingen van de motor
zonder resultaat.
Het stroomaggregaat stopt ook bij als er geen draaiing van
de motor gedetecteerd wordt terwijl de startmotor
functioneert. Het stoppen gebeurt 1 seconde na detectie
van de storing.
Het stopzetten gebeurt als de geregelde frequentie hoger
is
dan
110
%
van
systeemfrequentie gedurende meer dan 5 secondes. Deze
beschermingsmaatregel wordt actief 10 secondes na het
starten van de motor (tijdschakeling 10 secondes).
Het stopzetten gebeurt als het toerental va de motor hoger
is dan 115 % van de normale waarde van het toerental
gedurende meer dan 0,3 seconde.
Figuur 3.3 : Stopcodes bij storing weergeven door de controleur ADC 2100
Beschrijving
het
uitschakelen
van
overschrijdt.
de
advieswaarde
35 / 47
de
___
Controleer of de luchtingangen en de
Deze
uitlaatstukken
verstopping.
___
___
Zoek de lekken in het smeercircuit.
Controleer het peil en vul bij als het te
laag is.
Controleer de brandstofaanvoer, de
onstekingsbougies en de accu.
Controleer het vastzetten van alle
aansluitingen.
Neem contact op met een erkende
agent
onderhoudswerkzaamheden als het
probleem aanhoudt.
Neem contact op met een erkende
van
de
agent
onderhoudswerkzaamheden als het
probleem aanhoudt.
Neem contact op met een erkende
agent
onderhoudswerkzaamheden als het
probleem aanhoudt.
Controle
vrij
zijn
van
voor
voor
voor