Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Reely Cougar 4.1 Limited Edition Bedienungsanleitung Seite 12

Inhaltsverzeichnis

Werbung

3
M
ODELLBESCHREIBUNG
RC-Modell
"Radio Controlled", genauer: "Funk-ferngesteuertes" Modell
Resonanzschalldämpfer
Der Resonanzschalldämpfer dient einerseits der Geräuschdämmung, andrerseits der optimalen Leistungsentfaltung des Motors.
Rotorstarter (Option)
Elektrisch betriebene Startvorrichtung für Modell-Verbrennungsmotoren.
Die Welle des Rotorstarters greift in einen Adapter am Kurbelgehäusedeckel und dreht so über einen Mitnehmer die
Kurbelwelle durch, bis der Motor anspringt.
Schiebervergaser
Durch Verschieben des „Drosselkükens" wird die Luftzufuhr zum Motor reguliert, gleichzeitig wird die konische Nadel
eines Nadelventils (Leerlaufdüsennadel) verschoben und so die durch den Vergaser durchströmende Kraftstoffmenge
verändert.
Seilzugstarter
mit Rückholfeder, zum Anlassen des Motors von Hand. Dreht die Kurbelwelle und damit über das Pleuel den Kolben, also den Motor durch.
Servo
Stellmotor, dessen Welle sich in einem begrenzten Winkel in beide Richtungen dreht und mechanisch, über Hebel, eine Steuerfunktion ausführt.
Servohebel (Servoarm)
Hebel, Scheibe oder Kreuz mit 4 Steuerhebeln, der die Drehbewegung des
Stellmotors über Anlenkhebel überträgt.
Servo-Reverse
(am Fernsteuersender) kehrt die Drehrichtung des Servos / die Fahrtrichtung um.
Servo-Saver
Abgefedertes Zusatzgelenk zwischen Lenkservo und Spurstange. Plötzliche, harte Schläge auf die gelenkten Räder werden über dieses Gelenk
gedämpft und nicht direkt in das Servo eingeleitet.
Spurstange
Besteht meist aus drei beweglich miteinander verbundenen Hebeln. Die äußeren Spurstangen (bei einstellbarer Spur in der Länge verstellbar) verbin-
den die Spurstangenhebel am Achsschenkel beweglich mit dem mittleren Spurstangenteil, das vom Lenkservohebel rechts / links geschwenkt wird.
Spurstangenhebel
Hebelarm am Achsschenkel (Lenkhebel). Verschieben der Spurstange nach rechts und links bewirkt über diese Hebel ein Einschwenken der Räder.
Stoßfänger
aus schlagzähem Kunststoff, hochgezogen, mit Streben aus Kunststoff für optimale Dämpfung bei einem Frontalaufprall.
Spur
Stellung der Radebene zur Fahrtrichtung:
a)
Vorspur - Räder zeigen nach innen
Nachspur - Räder zeigen nach außen
b)
Sturz
Neigung der Radebene gegenüber der Senkrechten: positiver Sturz
Treibstofftank
Der Treibstofftank mit Schnellverschluss fasst 100 ccm und besitzt einen integrierten Kraftstofffilter. Der Tank ist über einen Schlauch am
Anschlussnippel im Deckel mit dem Resonanzschalldämpfer verbunden. Im Fahrbetrieb erzeugt so das Abgas einen Überdruck im Tank, der die
Treibstoffzufuhr zum Vergaser verbessert.
Trimmung
zur Feineinstellung der Servo-Neutralstellung. Die Trimmung ist den Ausschlägen der Fernsteuerhebel überlagert.
Dadurch lässt sich die Servo-Neutralstellung in die eine oder andere Richtung verschieben.
Vorspurblock
Hintere Lagerung der unteren Querlenkerachsen. Je nach Lochabstand stehen die Querlenkerachsen in einem Winkel (Vorspur) oder parallel zur
Fahrzeuglängsachse.
10
a
b
negativer Sturz
���������������
���������������
������������
�����������
Bedienungsanleitung 4WD Stadium Buggy Chassis COUGAR 4.1 No. 23 50 63 / 23 49 68
6
S
-U
ET
P
R
OLCENTRUM
Het rolcentrum is het theoretische punt waar de as van een voertuig bij rijden in de
bocht omheen kiept.
Het rolcentrum wordt ontleend aan de chassisgeometrie.
Als men een lijn trekt parallel aan de bovenste (a) en onderste (b) wieldraagarmen
van één zijde, dan snijden deze lijnen elkaar aan de overzijde.
Wanneer men dit snijpunt (c) verbindt met het bandcontactvlak, dan bevindt het
rolcentrum zich op het snijpunt van deze rechte lijn (d) met de middenas van het
model (x).
Bij een laag rolcentrum is de hefboomwerking van het zwaartepunt hoog; het voertuig heeft in bochten sterker de
neiging om om de rolas heen te kiepen.
U kunt het rolcentrum van een as veranderen door de bovenste wieldraagarmen van de voorste en
achterste assen naar andere ophangpunten te verplaatsen en zo de hoek tussen de bovenste en onderste
wieldraagarm te veranderen.
-
Een laag rolcentrum zorgt voor een sterker bandcontact en een betere zijdelingse geleiding van de banden
aan het einde van de bocht.
-
Een hoog rolcentrum vermindert het zijwaarts overhellen; het voertuig rijdt soepeler.
Aan beide zijden moeten steeds dezelfde wijzigingen worden aangebracht!
Een verandering van het rolcentrum werkt ook door op andere instellingen van het voertuig!
F
(COUGAR 4.1 RTR)
AILSAFE
Om naar de set-up modus van de failsafe over te schakelen houdt u de set knop ingedrukt voordat en terwijl u de zender en de ontvanger inschakelt.
De knipperende rode LED geeft aan dat er nu een failsafe instelling voor de servo bij een storing van het draadloze contact gekozen kan worden.
-
Zet de aangesloten servo met de afstandsbediening in de gewenste positie en
-
bevestig dit door nogmaals op de set knop te drukken. De gekozen positie is nu opgeslagen.
Bij storingen van het draadloze contact zal de servo naar de gekozen positie gaan.
Laagspanningsbescherming
De knipperende groene LED geeft aan dat er nu een instelling van de laagspanningsbescherming voor de ontvangeraccu gekozen kan
worden.
Als de minimale spanning onderschreden wordt, zal de servo naar de failsafe positie gaan.
Set knop wordt niet ingedrukt:
Voorgaande instelling blijft behouden.
Set knop één keer indrukken:
Instelling 1: ontvangeraccu 4 cellen,
Minimale spanning 4,8V
De rode LED knippert,
de groene LED brandt.
Set knop twee keer indrukken:
Instelling 2: ontvangeraccu 5 cellen,
Minimale spanning 6V
De rode LED knippert,
de groene LED brandt.
Set knop drie keer indrukken:
Instelling 3: laagspanningsbescherming
uitgeschakeld.
De rode en groene LED branden.
Zolang de failsafe geldige ingangssignalen ontvangt, zal de uitgang van de failsafe deze input volgen. Bij storingen van de draadloze overdracht gaat
de output naar de gekozen failsafe modus. De failsafe modus is reversibel. Dit wil dus zeggen dat het model weer normaal op de stuurcommando´s
reageert zodra het draadloze contact weer hersteld is.
Als er een laagspanningsbescherming gekozen werd (instelling 1 of 2) en de minimale spanning van de ontvangeraccu wordt onderschreden, dan zal
de output van de failsafe permanent naar de failsafe modus gaan.
© REELY 01/08
a
c
b
d
x
123

Quicklinks ausblenden:

Werbung

Kapitel

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis