Voorzorgsmaatregelen:
1. Modificeer de katheter, de voerdraad of enige andere
component van de kit/set niet bij het inbrengen, gebruiken
of verwijderen.
2. De procedure moet worden uitgevoerd door opgeleid
personeel dat een grondige kennis heeft van anatomische
oriëntatiepunten,
veilige
complicaties.
3. Houd u aan de standaardvoorzorgsmaatregelen en volg de
beleidsregels van de instelling voor alle procedures, inclusief
de veilige afvoer van hulpmiddelen.
4. Sommige desinfecterende middelen die op de inbrengplaats
van de katheter gebruikt worden, bevatten oplosmiddelen
die het kathetermateriaal kunnen verweken. Alcohol,
aceton en polyethyleenglycol kunnen de structuur van
polyurethaanmaterialen verweken. Deze middelen kunnen
ook de kleeflaag tussen het katheterstabilisatiehulpmiddel en
de huid verweken.
•
Gebruik geen aceton op het katheteroppervlak.
•
Laat de buitenkant van de katheter niet weken in alcohol
en laat geen alcohol in een katheterlumen staan om
de doorgankelijkheid van de katheter te herstellen of
infectie te voorkomen.
•
Breng geen zalf die polyethyleenglycol bevat, aan op de
inbrengplaats.
•
Wees voorzichtig bij het infunderen van geneesmiddelen
met een hoog alcoholgehalte.
•
Laat de inbrengplaats volledig drogen alvorens het
verband aan te leggen.
5. Zorg voorafgaand aan gebruik dat de katheter doorgankelijk
is. Gebruik geen spuiten die kleiner zijn dan 10 ml (een met
vloeistof gevulde 1 ml spuit kan de 300 psi overschrijden),
om het risico van intraluminale lekken of katheterscheuren
te beperken.
6. Beperk manipulaties van de katheter gedurende de gehele
procedure tot een minimum zodat de tip in de juiste positie
blijft.
Kits/sets bevatten mogelijk niet alle hulpcomponenten
die in deze gebruiksaanwijzing nader worden beschreven.
Maak u vertrouwd met de instructies voor de individuele
component(en) voordat u met de procedure begint.
Voorgestelde procedure:
Punctieplaats reinigen/ontsmetten:
1. Plaats de patiënt in de juiste positie voor de gekozen inbrengplaats.
• Subclaviculaire of jugulaire benadering: breng de patiënt in een lichte
trendelenburgligging (naarmate deze wordt verdragen) om het risico van
luchtembolie te verminderen en de veneuze vulling te bevorderen.
• Femorale benadering: leg de patiënt op de rug.
2. Reinig/ontsmet de huid met een geschikt antisepticum.
3. Dek de punctieplaats af.
4. Dien plaatselijk verdovingsmiddel toe volgens de beleidsregels en procedures van de
instelling.
5. Voer de naald af.
SharpsAway II-naaldenklembeker (indien verstrekt):
De SharpsAway II-naaldenklembeker dient voor het afvoeren van naalden (15 Ga. – 30 Ga.).
•
Duw de naalden met een eenhandige techniek stevig in de openingen van de
naaldenklembeker (zie afbeelding 1).
•
In de naaldenklembeker gedeponeerde naalden worden automatisch vastgezet, zodat
ze niet opnieuw kunnen worden gebruikt.
technieken
en
mogelijke
Gebruik een steriele techniek.
Voorzorgsmaatregel: Probeer naalden die al in de SharpsAway II-
naaldenklembeker geplaatst zijn, daar niet weer uit te verwijderen. Deze
naalden zitten stevig vast. De naalden kunnen beschadigd raken als ze uit de
naaldenklembeker worden geforceerd.
•
Indien een SharpsAway-schuimsysteem is geleverd, kunnen naalden na gebruik in het
schuim worden gedrukt.
Voorzorgsmaatregel: Gebruik naalden niet opnieuw nadat ze in het
SharpsAway-schuimsysteem zijn gedrukt. Er kunnen deeltjes aan de naaldtip
blijven vastzitten.
Katheter gereedmaken:
6. Spoel alle lumina door met steriele normale fysiologische zoutoplossing voor injectie
om doorgankelijkheid te verkrijgen en het lumen/de lumina te vullen.
7. Klem de verlengslang(en) af of bevestig er (een) Luer-lockaansluiting(en) aan om het
fysiologische zout binnen het lumen (of de lumina) te houden.
8. Dop de distale verlengslang niet af om de voerdraad te kunnen opvoeren.
Waarschuwing: Verander de lengte van de katheter niet door hem af te knippen.
Initiële veneuze toegang verkrijgen:
Echogene naald (indien verstrekt):
Een echogene naald dient om toegang tot het vaatstelsel te verkrijgen zodat een voerdraad
kan worden ingebracht waarmee de katheter gemakkelijker kan worden geplaatst. De
naaldtip is ongeveer over 1 cm zodanig behandeld dat de clinicus de exacte locatie van de
naaldtip kan vaststellen bij het verrichten van een vaatpunctie onder echoscopie.
Beveiligde naald/veiligheidsnaald (indien verstrekt):
Een beveiligde naald/veiligheidsnaald moet worden gebruikt conform de
gebruiksaanwijzing van de fabrikant.
Arrow Raulerson-spuit (indien verstrekt):
Een Arrow Raulerson-spuit wordt gebruikt in combinatie met de Arrow Advancer om de
voerdraad in te brengen.
9. Breng de introducernaald of de katheter/naald met de daaraan bevestigde spuit of de
Arrow Raulerson-spuit (indien verstrekt) in de vene in en aspireer.
Waarschuwing: Laat geen open naalden of niet-afgedopte, niet-afgeklemde
katheters achter in de punctieplaats van de centraal veneuze katheter. Er kan
luchtembolie optreden als lucht in een hulpmiddel voor centraal veneuze
toegang of ader wordt binnengelaten.
Voorzorgsmaatregel: Breng de naald niet opnieuw in de introducerkatheter
(indien verstrekt) in om het risico van een katheterembolus te beperken.
Veneuze toegang bevestigen:
Gebruik een van de volgende technieken om te bevestigen dat de vene aangeprikt is,
aangezien onbedoelde plaatsing in een arterie mogelijk is:
•
Centraal veneuze drukgolf:
• Steek een met vloeistof gevulde druktransducersonde met stompe tip in de
achterzijde van de stamper en dóór de kleppen van de Arrow Raulerson-spuit en
let op een centraal veneuze drukgolf.
◊ Verwijder de transducersonde als u een Arrow Raulerson-spuit gebruikt.
•
Pulserende stroom (als er geen hemodynamische bewakingsapparatuur voorhanden
is):
• Gebruik de transducersonde om het klepsysteem van de Arrow Raulerson-spuit te
openen en let op een pulserende stroom.
• Ontkoppel de spuit van de naald en let op een pulserende stroom.
Waarschuwing: Een pulserende stroming is meestal een aanduiding van
onbedoelde arteriële punctie.
Voorzorgsmaatregel: Vertrouw niet op de kleur van het bloedaspiraat als bewijs
van veneuze toegang.
Voerdraad inbrengen:
Voerdraad:
Er zijn kits/sets verkrijgbaar met diverse voerdraden. Voerdraden worden geleverd in
diverse diameters, lengten en tipconfiguraties voor specifieke inbrengtechnieken. Maak
u vertrouwd met de bij de specifieke techniek gebruikte voerdraad of voerdraden vóór
aanvang van de eigenlijke inbrengprocedure.
15