Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Teleflex ARROW ZVK Bedienungsanleitung Seite 14

Zentraler venenkatheter für druckinjektionen
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 28
nl
Voor hogedrukinjectie geschikte centraal
veneuze katheter (CVC)
Indicaties voor gebruik:
De Arrow-katheter is geïndiceerd om kortdurend (< 30 dagen) centraal veneuze toegang
te verschaffen voor de behandeling van ziekten of aandoeningen waarbij een centraal
veneuze lijn vereist is, zoals onder meer bij:
gebrek aan bruikbare perifere infuuslocaties
bewaking van centraal veneuze druk
totale parenterale voeding (TPV)
infusie van vloeistoffen, geneesmiddelen of chemotherapeutica
frequente bloedafname of toediening van bloedtransfusie/bloedproducten
injectie van contrastmiddelen
Bij toepassing voor de hogedrukinjectie van contrastmiddelen mag de stroomsnelheid
het aangegeven maximum per katheterlumen niet overschrijden. De maximale druk van
de hogedrukinjectorapparatuur die met de voor hogedrukinjectie geschikte CVC wordt
gebruikt, mag niet hoger zijn dan 400 psi.
Contra-indicaties:
Geen, voor zover bekend.
Te verwachten klinische voordelen:
De mogelijkheid toegang te verkrijgen tot het centrale circulatiesysteem via één enkele
punctieplaats voor toepassingen zoals onder meer vloeistofinfusie, bloedafname,
toediening van medicatie en centraal veneuze bewaking, en de mogelijkheid
contrastmiddelen te injecteren.
Algemene waarschuwingen en
voorzorgsmaatregelen
Waarschuwingen:
1. Steriel, eenmalig gebruik: Niet opnieuw gebruiken, voor
hergebruik geschikt maken of opnieuw steriliseren.
Hergebruik van het hulpmiddel vormt een potentieel risico
van ernstig letsel en/of infectie met mogelijk overlijden
tot gevolg. Herverwerking van uitsluitend voor eenmalig
gebruik bestemde medische hulpmiddelen kan resulteren in
slechte prestaties of verlies van functionaliteit.
2. Lees
vóór
gebruik
voorzorgsmaatregelen en instructies in de bijsluiter. Dit
nalaten kan ernstig letsel of overlijden van de patiënt tot
gevolg hebben.
3. De katheter mag niet in het rechteratrium of het
rechterventrikel worden geplaatst of opgevoerd, of mag er
niet in blijven zitten. De kathetertip moet worden opgevoerd
in het onderste derde van de vena cava superior.
Voor een benadering via de vena femoralis moet de katheter
zodanig in het vat opgevoerd worden dat de kathetertip
parallel aan de vaatwand ligt en het rechteratrium niet
binnengaat.
De locatie van de kathetertip moet worden bevestigd in
overeenstemming met het beleid en de procedures van de
instelling.
4. Clinici dienen zich bewust te zijn van de mogelijkheid
dat de voerdraad verstrikt raakt in een in de bloedbaan
geïmplanteerd hulpmiddel. Als de patiënt een in de bloedbaan
geïmplanteerd implantaat heeft, verdient het aanbeveling de
alle
waarschuwingen,
katheterisatie onder directe visualisatie uit te voeren om zo
het risico van verstrikking van de voerdraad te beperken.
5. Oefen geen overmatige kracht uit bij het inbrengen van
de voerdraad of de weefseldilatator, aangezien dit tot
vaatperforatie, bloeding en beschadiging van componenten
kan leiden.
6. Wanneer de voerdraad tot in de rechter harthelft wordt
opgevoerd, kan dit ritmestoornissen, rechter-bundeltakblok
en perforatie van vaat-, atrium- of ventrikelwand veroorzaken.
7. Oefen geen overmatige kracht uit bij het plaatsen of het
verwijderen van de katheter of voerdraad. Door overmatige
kracht kan beschadiging of breuk van componenten optreden.
Als schade wordt vermoed of het verwijderen niet gemakkelijk
kan worden uitgevoerd, moet radiografische visualisatie
worden verkregen en een arts worden geraadpleegd.
8. Als katheters die niet voor hogedrukinjectie zijn geïndiceerd,
voor hogedruktoepassingen worden gebruikt, kan dit leiden
tot interluminale lekkage of scheuren met mogelijk letsel tot
gevolg.
9. Fixeer, hecht of niet de katheter niet vlak bij de uitwendige
diameter van het centrale kathetergedeelte of de
verlengslangen om het risico te beperken dat in de katheter
wordt gesneden, hij wordt beschadigd of de stroming erin
wordt belemmerd. Fixeer de katheter uitsluitend op de
aangeduide stabilisatieplaatsen.
10. Er kan luchtembolie optreden als lucht in een hulpmiddel
voor centraal veneuze toegang of ader wordt binnengelaten.
Laat geen open naalden of niet-afgedopte, niet-afgeklemde
katheters achter in de punctieplaats van de centraal veneuze
katheter. Gebruik uitsluitend stevig aangedraaide Luer-
lockaansluitingen met hulpmiddelen voor centraal veneuze
toegang ter bescherming tegen onbedoelde loskoppeling.
11. Clinici moeten zich ervan bewust zijn dat de schuifklemmen
onbedoeld kunnen worden verwijderd.
12. Clinici moeten op de hoogte zijn van de aan centraal
veneuze katheters verbonden complicaties en ongewenste
bijwerkingen, waaronder:
harttamponnade wegens
perforatie van de vaat-,
atrium- of ventrikelwand
pleuraal letsel (bijv.
pneumothorax) en
mediastinaal letsel
luchtembolie
katheterembolie
katheterocclusie
laceratie van ductus
thoracicus
bacteriëmie
septikemie
14 14
trombose
onbedoelde
arteriepunctie
zenuwletsel
hematoom
hemorragie
vorming van fibrinelaag
infectie van
uitgangsplaats
vaaterosie
verkeerd geplaatste
kathetertip
ritmestoornissen
extravasatie

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis