4
V
Functiecontrole van de gas/remservo
-
Haal het deksel van de behuizing van de luchtfilter weg.
-
Open de chokeklep (rode hendel van de carburateur horizontaal naar
boven).
(a)
Beweeg de afstandsbedieningshendel (kanaal 2) naar achteren
(volgas).
De gasstang moet nu de gasklep volledig openen, de remmen hebben
geen effect.
Als de gasklep niet opent als u de afstandsbedieningshendel beweegt,
dan moet de servo reverse voor kanaal op "REV" gezet worden om
de draairichting van de servo om te keren.
Als de gasklep slechts gedeeltelijk opent, corrigeer dan de servoweg
met de trim (kanaal ) van de afstandsbediening.
-
Laat de afstandsbedieningshendel los.
De gasklep moet nu weer sluiten.
De rem heeft nog steeds geen effect.
(b)
Duw de afstandsbedieningshendel helemaal naar voren (remmen).
De servohevel aan de carburateurkoppeling duwt tegen een veerweer-
stand, de gasklep blijft gesloten.
De servohevel met de remkoppeling trekt de stang naar de remhendel.
Het remeffect begint.
-
Laat de afstandsbedieningshendel weer los.
De remmen moeten nu weer lossen.
Remstang instellen
Als de remvoeringen slijten, zal de hevelafstand veranderen die nodig is opdat
de remblokjes met voldoende druk op de remschijf gelegd kunnen worden.
-
Verschuif de stelringen aan de koppelingshendel (1) om het gewenste
remeffect te verkrijgen.
Gasstang instellen
(d)
Pas de positie van de voorste stelring van de gasstang aan de positie
volgas van de carburateurschuif en de servohevel aan.
De positionering van de stelringen (de mechanische eindpunten) van de
aanslagveer aan de gasstang en aan de remstang moeten aan de mecha-
nische eindpunten van de carburateur en de schijfremmen aangepast
worden.
4.6
R
EIKWIJDTE VAN DE AFSTANDSBEDIENING CONTROLEREN
Opdat u niet de controle over uw modelvoertuig verliest, moet u vóór elke start of na een crash de functie en de
reikwijdte van de RC-installatie controleren.
Voor de controle van de reikwijdte is het voldoende om de functie van de stuurservo te testen.
Houd het modelvoertuig zo aan de vooras dat de wielen vrij in de lucht hangen.
-
Trek de antenne van de zender volledig uit en schakel de zender en daarna de ontvanger in.
-
Ga ca. 50 m weg van het modelvoertuig (de motor mag niet draaien).
-
Zet het afstandsbedieningsstuurwiel en de betreffende trimregelaar in neutraal.
-
Beweeg het stuurwiel (kanaal 1) naar rechts.
De wielen moeten nu naar rechts draaien!
-
Beweeg het stuurwiel naar links.
De wielen moeten nu naar links draaien!
-
Laat de afstandsbedieningshendel los;
de wielen moeten nu naar de rechte stand terugdraaien.
U mag het modelvoertuig niet laten rijden als de afstandsbediening fout werkt!
In het beste geval zal „enkel" het modelvoertuig beschadigd worden.
Als de afstandsbediening niet juist werkt, moet u eerst de laadtoestand van de batterijen of accu´s voor de zender en
ontvanger controleren en u ervan vergewissen dat er niemand anders op uw frequentie zendt. Als het probleem niet
weggaat, moet u de tabel „Fouten verhelpen" raadplegen.
© REELY 08/07
OORBEREIDINGEN
(a)
(b)
(c)
(d)
99