7
O
d
waRssTaBIlIsaTORen
Om de zijwaarste helling (rolneiging) van het voertuig bij het rijden in bochten
te verminderen, kan het voertuig met dwarsstabilisatoren uitgebreid worden.
Een dwarsstabilisator bestaat uit een gebogen verenstaaldraad in de vorm
van een "U" die aan de uiteinden via kogelkoppen telkens met een onderste
wieldraagarm verbonden wordt. Voor dit doeleinde zijn er twee stuurpunten
voor de kogelkoppen voorzien (a). In het midden wordt de draadbeugel draai-
baar op het differentieelhuis bevestigd. De openingen voor de houder zijn
tevens reeds voorzien (b). Bij het inveren van een wiel wordt zo het andere
wiel van deze as via de beugel alsmede ingeveerd. De dwarsstabilisator
ondersteunt daarenboven de werkwijze van de hydraulische schokdempers
vooral bij het uitveren van het wiel daar de terugstelkracht van de draadbeugel het uitveren van de schokdemper (tegen de
wrijving in de zuiger) ondersteunt. Zo wordt het bodemcontact van de wielen in elke situatie gewaarborgd.
7
O
Er moeten regelmatig onderhoudswerkzaamheden en functiecontroles gedaan worden. Deze zorgen voor
een stoorvrije werking en lange rijprestaties.
Door de trillingen van de motor en schokken tijdens het rijden kunnen er onderdelen en schroefkoppelingen
losraken.
Controleer daarom vóór elk gebruik:
-
of de wielmoeren en alle schroefverbindingen nog stevig vastzitten;
als u de schroeven opnieuw plaatst, moet u deze met borglak beschermen
-
of de servostuurhevel stevig op de servoas zit
-
de plaats en toestand van de brandstofslangen en de luchtfilter
-
de installatie van de kabels
Controleer ook de laadtoestand van de batterijen of accu�s voor de zender en ontvanger.
Brandstofsysteem en motor
-
Er mogen geen verontreinigingen in de tank of de carburateur en in geen geval in de motor terechtkomen.
Dergelijke verontreinigingen kunnen storingen van de verbranding bij volgas of een slecht stationair draaien tot
gevolg hebben. In het slechtste geval veroorzaakt een vuiltje tussen glijlagerbus en zuiger het blokkeren van de
zuiger.
Monteer veiligheidshalve een brandstoffilter tussen de tank en de carburateur om eventuele zwevende stoffen uit
de brandstof te filteren.
-
Gebruik steeds verse brandstof en houd het deksel van de tank goed gesloten.
Vochtigheid uit de lucht vermindert het vermogen van de brandstof en leidt tot fouten bij het draaien van de motor en
tot corrosie in de motor.
-
Ledig de tank als u het model meerdere dagen niet zult gebruiken.
De vluchtige bestanddelen van de brandstof verdampen.
Hierdoor wordt het mengsel verrijkt en kan er olie afgezet worden waardoor de leidingen verstoppen.
-
Bij langere rijpauzes (bv. voor de "overwintering") moet u - 3 druppels conserveringsolie (toebehoren) in de cilin-
der doen.
-
Let erop dat de brandstofleidingen juist zitten en zo recht mogelijk geïnstalleerd zijn.
-
Kijk de brandstoffilter en de zuigkop van de membraanpomp regelmatig op verontreinigingen na en
-
reinig deze of vervang de filter.
m
OTOR
-
Controleer de compressie door aan de motoras te draaien.
B
OuGIe
-
Controleer de elektrodeafstand en de toestand van de bougie.
De elektrodeafstand vergroot door natuurlijke verbranding en moet regelmatig met een voelermaatje nagemeten en
eventueel bijgesteld worden. De instelwaarde bedraagt 0,7 mm.
Bougie verroet of verkoold:
-
Reinig de bougie met een staalborstel van messing en blaas ze met pers-
lucht uit.
Bougie vol met olie:
-
Was de bougie met een vetoplossend middel of wasbenzine en droog ze
met perslucht.
Verarm in beide gevallen het mengsel.
In geval van twijfel moet de bougie vervangen worden.
Reinig de bougiefitting voordat u de bougie (opnieuw) plaatst en con-
troleer de afdichtring.
108
v
NDERHOUD /
eRwIjdeRen
v
NDERHOUD /
eRwIjdeRen
Gebruiksaanwijzing WD GP Buggy „BIG PYRO" RTR No. 3 35 0