6
ELEKTRISCHE BEDRADING
Aansluiting bedrading
• Voordat u de bedrading tussen de binnen- en de buitenunit aansluit, moet u de draadnummer controleren. Door
onjuist aangesloten kabels ontstaan storingen.
• Omdat de kabel van de afstandsbediening geen polariteit heeft, is het niet erg wanneer de aansluitingen op de
aansluitingen A en B van de binnenunit verwisseld worden.
• Leid de bekabeling door de bus van de kabeldoorvoer van de binnenunit.
• Het laagspanningscircuit is voor de afstandsbediening.
• Nadat u de kabel op het aansluitblok heeft aangesloten, maakt u een lus in de kabel en vervolgens zet u de kabel
vast met een leidingklem.
Bedrading tussen binnen- en buitenunit
<Bedrading naar het elektrische aansluitingencompartiment van de binnenunit>
• Trek de draad naar binnen via de leidingopening (uitdrukgat).
• Maak een lus in de kabel – zoals weergegeven in de
afbeelding – en zet deze vervolgens vast met een kabelklem.
Bevestigingspositie van de kabel
Om een kabel aan te sluiten op het aansluitblok, moet
u hem vastzetten zoals in de afbeelding te zien is.
VOORWAARDE
R
S
(L)
(N)
Elektrische aansluitingencompartiment
U
U
1
157
Connector
R(L)S(N)
A B
2
Kabelklem
R(L) S(N)
(voor de voeding)