Toegang Tot Reservoir - Codman Hakim Bedienungsanleitung

LET OP: vermijd onnodig pompen van het systeem om overdrainage
van de ventrikels te voorkomen. Als het klepsysteem teveel wordt
geïrrigeerd, kan dit schade aan het interne mechanisme veroorzaken.
Noteer het lotnummer van de klep in het patiëntdossier

Toegang tot reservoir

LET OP: de klepreservoirs zijn gemaakt van siliconen-
elastomeermaterialen die over het algemeen snel scheuren.
Ga voorzichtig te werk bij het inbrengen en verwijderen van
de injectienaald.
Gebruik ter voorkoming van de kristallisering van de reservoirdop een
niet-borende naald van 25 gauge of kleiner om de koepel te penetreren
Breng de injectienaald onder een schuine hoek in om zoveel mogelijk
CSV te verkrijgen en te voorkomen dat de punt van de injectienaald de
ventrikelkatheter doorboort (afbeelding 7)
De reservoirs in de inline en haakse klepconfiguraties, en de behuizing van
de cilindervormige klep en voorkamer (bij kleppen die hiermee uitgerust
zijn) kunnen maximaal 25 keer met een niet-borende naald van 25 gauge
of kleiner worden doorboord
Breng de injectienaald op verschillende plekken in als u een Rickham-
reservoir meerdere keren doorboort Meerdere doorboringen op één plek
vergroten het risico op scheuren
Spoelen van de klep (verwijderen van obstructies)
(alleen cilindervormige kleppen met voorkamer)
Klem om de doorgankelijkheid van de ventrikelkatheter te controleren de
slang tussen de voorkamer en de klepeenheid af door met uw vinger druk
uit te oefenen (afbeelding 8) Druk op de voorkamer Als de voorkamer
niet gemakkelijk samentrekt en niet onmiddellijk naar zijn oorspronkelijke
vorm terugkeert, of als de voorkamer gemakkelijk samentrekt maar zich
niet onmiddellijk opnieuw vult, is het mogelijk dat de ventrikelkatheter
afgesloten is Corrigeer dit door eerst te zorgen dat de voorkamer zich
opnieuw vult Sluit vervolgens de slang tussen de voorkamer en de
klepeenheid af door met uw vinger druk uit te oefenen en druk krachtig
op de voorkamer Hierdoor wordt vocht door de ventrikelkatheter
teruggeduwd, wat helpt bij het verwijderen van de obstructie
Herhaal deze procedure indien nodig
In sommige omstandigheden is het gebruik van een injectienaald (met een
niet-borende naald van 25 gauge) noodzakelijk om de obstructie te
verwijderen Sluit de slang tussen de voorkamer en de klepeenheid af door
met uw vinger druk uit te oefenen Injecteer een steriele, niet-pyrogene
zoutoplossing in de voorkamer terwijl u lichte druk uitoefent (afbeelding 9)
Sluit de slang tussen de voorkamer en de klepeenheid af door druk uit te
oefenen om de doorgankelijkheid tussen de voorkamer en de klepeenheid
te controleren Druk op de voorkamer en laat los Als de voorkamer na het
indrukken onmiddellijk naar de oorspronkelijke vorm terugkeert, haalt
u uw vinger van de slang en drukt u op de pompkamer Als de pompkamer
snel samentrekt maar niet onmiddellijk naar zijn oorspronkelijke
vorm terugkeert, kan er sprake zijn van een obstructie tussen de
voorkamer en de klepeenheid Sluit de slang tussen de voorkamer en de
ventrikelkatheter (afbeelding 10) af om deze situatie op te lossen Druk met
de vinger ernaast krachtig op de voorkamer om te zorgen dat het vocht
door de klepeenheid en drainagekatheter gedrukt wordt Herhaal deze
procedure indien noodzakelijk
In sommige gevallen is het gebruik van een niet-borende injectienaald
van 25 gauge vereist om de obstructie los te maken Sluit de slang bij de
voorkamer af Injecteer een steriele, niet-pyrogene zoutoplossing in de
voorkamer terwijl u lichte druk uitoefent (afbeelding 11)
Druk op de pompkamer om de doorgankelijkheid van de klepuitlaat of
drainagekatheter te controleren Als de pompkamer niet kan worden
ingedrukt, is er mogelijk sprake van obstructie van de klepuitlaat of
drainagekatheter Druk om de obstructie op te heffen krachtig op
de klepeenheid en laat deze vervolgens los zodat de voorkamer zich
kan vullen
(Niet-cilindervormige kleppen zonder SiphonGuard-regelaar)
LET OP: het wordt niet aanbevolen om de doorgankelijkheid aan de
hand van spoelen te controleren. Vertrouw op uw klinische oordeel en
beeldvormende onderzoeken of andere technieken om vermoedelijk
niet goed werkende shunts vast te stellen.
52