Klep; Verbindingsstuk; Draaivoet - Spartherm SENSO S Montage- Und Betriebsanleitung

2.2.4 KLEP

De positie van de klep moet van buiten herkenbaar zijn, bijvoor-
beeld aan de positie van de bedieningsgreep. Kleppen mogen alleen
in de rookgasverzamelaar, afvoerstomp of in het verbrandingsstuk
worden ingebouwd. Afvoerinstallaties moeten conform de vakregels
van ovenbouwers en heteluchtverwarmingshandwerkers worden
aangelegd. Kachels mogen geen klep in de afvoerleiding hebben.
De klep mag controle- en onderhoudswerkzaamheden aan verbin-
dingsstukken niet belemmeren en mag niet zelfsluitend zijn.

2.2.5 VERBINDINGSSTUK

Uw kachel wordt met verbindingsstukken met [ 150 mm / [ 160 mm
bestaande uit staalplaten van min. 2 mm dik met de schoorsteen
verbonden. Deze moeten voldoen aan DIN 1298 resp. DIN EN 1856-
2 en conform DIN 18160 resp. de landspecifieke voorschriften op
de schoorsteen worden aangesloten. U dient ervoor te zorgen dat
de afvoerbuis binnen de kortste weg stijgend naar de schoorsteen
toe wordt geplaatst. Zorg ervoor dat er zo min mogelijk draaiin-
gen in de afvoerbuis zitten. De stabiliteit van de afvoerbuis moet
gewaarborgd zijn. Eventueel dient de afvoerbuis met klemmen te
worden bevestigd. Wanneer de afvoerbuis door een brandbare muur
heen gaat of zich dicht bij brandbare bouwelementen bevindt, dient
deze conform de voorschriften te worden beveiligd. In principe moet
de verbindingsleiding zodanig worden gemonteerd dat deze op elk
moment kan worden gereinigd. Dat kan worden gewaarborgd door
een voldoende groot aantal reinigingsopeningen.
Wanneer de kachel draaibaar wordt gemonteerd, moet de ver-
bindingsleiding zodanig worden gemonteerd dat geen negatieve
invloed op de fixering mogelijk is. De afvoerbuis mag niet mee-
draaien. De minimale afstand van het schoorsteenverbindingsstuk
tot brandbare materialen kan er afhankelijk van de voorschriften
van de fabrikant zorgen dat de afstand van de kachel tot brandbare
bouwelementen moet worden vergroot. De aangegeven minimale
afstanden tot brandbare bouwelementen in deze handleiding heb-
ben betrekking op de kachel en moeten eventueel worden aange-
past (zie 2.2.3 Brandbeveiliging).

2.2.6 DRAAIVOET

De inbouw van de draaivoet is alleen bij een bovenuitvoer mogelijk
en moet bij de bestelling worden aangegeven. De kachel is hierdoor
120°/180° draaibaar, 60°/90° naar links en naar rechts (Functie
van de draaisokkel zie 3.3).
NL 26