Verbrandingsluchttoevoer; Afhankelijk Van De Ruimtelucht; Aparte Verbrandingsluchttoevoer - Spartherm SENSO S Montage- Und Betriebsanleitung

2.2.2 VERBRANDINGSLUCHTTOEVOER

De verbrandingsluchttoevoer conform 2.2.2.1 en 2.2.2.2 kan op
verschillende manieren worden gerealiseerd.

2.2.2.1 AFHANKELIJK VAN DE RUIMTELUCHT

Uw kachel onttrekt de verbrandingslucht aan de installatieruimte
(ruimteluchtafhankelijke werking). Er dient te worden gewaarborgd
dat de installatieruimte van voldoende verse lucht wordt voorzien
(meer informatie hierover vindt u voor Duitsland in de landspe-
cifieke FeuVO, de norm DIN 18896, de vakrichtlijnen enz.). De
voorziening van verse lucht dient door het plaatsingsbedrijf en
de gebruiker te worden gecontroleerd. Bij werking van meerdere
kachels in één ruimte of in één stookkanaal moet er voor voldoende
verbrandingslucht worden gezorgd. Bij afgedichte ramen en deuren
(bijv. in combinatie met energiebesparingsmaatregelen) kan het
zijn dat de toevoer van verse lucht niet voldoende is gewaarborgd.
Hierdoor kan het trekvermogen van de kachel worden belemmerd.
Hierdoor kan uw welzijn en onder omstandigheden uw veilig-
heid in het gedrang komen. Eventueel moet voor de toevoer van
extra frisse lucht een luchtklep in de buurt van de kachel worden
gemonteerd, resp. een verbrandingsluchtleiding naar buiten (zie
2.2.2.2) of naar een goed geventileerde ruimte (met uitzondering
van de stookruimte) worden geplaatst. In het bijzonder moet wor-
den gewaarborgd dat noodzakelijke verbrandingsluchtleidingen
tijdens het gebruik van de kachel open zijn. Dat betekent dat de
gelijktijdige werking van een ventilatiesysteem (bijv. afzuigkap,
badkamerventilator enz.) in dezelfde ruimte of aaneengesloten
ruimte de functie van de kachel negatief kan beïnvloeden (het kan
zelfs gebeuren dat er rook of verbrandingsgassen in de woonruimte
terechtkomen ondanks een gesloten kacheldeur). Daarom is het
gelijktijdige gebruik van dergelijke apparaten met de kachel zonder
geschikte maatregelen niet toegestaan!

2.2.2.2 APARTE VERBRANDINGSLUCHTTOEVOER

De mogelijkheid bestaat om de kachel apart van verbrandingslucht
te voorzien. De afzonderlijke verbrandingsluchtaansluiting kan aan
de achterkant of aan de onderkant van het toestel aangesloten
worden. De stomp is voorgemonteerd en de bekleding moet hiervoor
worden geopend. Bij de aansluiting van een buisverbinding aan de
verbrandingsluchtstomp kan de verbrandingslucht van buiten resp.
uit andere ruimtes zoals de kelder naar de kachel worden geleid.
Wanneer de kachel aan een verbrandingsluchtleiding wordt aange-
sloten, dienen in elk geval de richtlijnen van de TROL (vakrichtlijnen),
de DIN 18896 enz. te worden nageleefd. Er dient vooral op de
juiste maat van de buizen te worden gelet! Bij gebruik van
de draaivoet moet de aansluiting blijvend flexibel worden uit-
gevoerd! De draaimogelijkheid mag niet worden belemmerd.
Verbrandingsluchtopeningen en -leidingen mogen niet worden
afgesloten of dichtgedraaid wanneer niet door speciale veiligheids-
installaties is gewaarborgd dat de kachel alleen bij een geopende
sluiting kan worden gebruikt. De diameter mag niet door een
sluiting of door een rooster worden vernauwd. Wanneer deze buis
voor de verbrandingslucht uit het gebouw wordt geleid, moet de
buis van een klep worden voorzien. Hierbij moet de positie van de
klep aan de buitenkant van de verbindingsleiding herkenbaar zijn.
Bij deze uitvoering moet de buisleiding geïsoleerd zijn, omdat er
anders condensvorming kan optreden. Bovendien moet de buis
zodanig worden geplaatst dat geen water of andere stoffen in de
kachel terecht kunnen komen en eventueel gevormde condens
naar buiten toe kan wegstromen. Conform de bouwvoorschriften
(Duitsland) moeten leidingen voor verbrandingslucht in gebouwen
met meer dan twee bewoonde etages en leidingen die brandmuren
overbruggen zo worden aangelegd dat vuur en rook niet naar ande-
re etages of ruimten kunnen overslaan. Landspecifieke en plaat-
selijke brandbeveiligingsbepalingen dienen te worden nageleefd!
NL 7
NL