97-03 allMS RV_MTPM-200.qxm
Voor het inbouwen en de montage heeft u nodig:
– Maatstok
– Center
– Hamer
– Boor
Voor de elektrische aansluiting en de controle heeft u nodig:
– Diodetester
–
of voltmeter
– Krimptang
– Bandverwisselapparaat
– Warmtekrimpslang
Voor het bevestigen van ontvangers en bedrading heeft u eventueel nog bouten,
plaatschroeven en kabelklemmen nodig.
Demonteer de wielen van de auto en trek de banden van de velgen af.
Verwijder de aanwezige ventielen.
1. Plaats de bandensensor provisorisch in de velg (zie D 5).
2. Controleer de afstand tussen sensor en velg en kies de passende afstandsstukken uit
(zie D 6.1, D 6.2, D 6.3 en D 6.4). Als de bandensensor er plat op ligt, hoeft u geen
afstandsstukken te plaatsen.
3. Plaats de uitgekozen afstandsstukken in het voorste gedeelte van de sensor. Let op
de richting van de afstandsstukken (zie D 7).
4. Plaats de sensor weer en draai hem met een draaimoment van 5 Nm aan (zie D 8).
5. Schuif nu de afstandsstukken met een kleine schroevendraaier van het ventiel weg,
tot de sensor goed is vastgezet (zie D 9).
6. Span de band weer op de velg.
Let op! Begin altijd bij het opspannen van de band tegenover het ventiel.
Anders bestaat het gevaar, dat de wielsensor tijdens het monteren van de band
kan worden beschadigd (zie D 10, D 11 und D 12).
7. Vul de band met lucht of stikstof, tot hij goed op de velg zit (zie D 13).
8. Controleer in een waterbad, of het ventiel dicht is (zie D 14).
9. Vul de band met de door de autofabrikant voorgeschreven luchtdruk (zie D 15).
10. Balanceer de band uit.
15.07.2003
16:49 Uhr
Benodigd gereedschap
(zie C 1)
(zie C 2)
(zie C 3)
(zie C 4)
(zie C 8)
(zie C 9)
(zie C 10)
(zie C 11)
Montage van de bandensensor
127
Seite 127
– Boormachine
– Schroevedraaier
– Momentsleutel
– Bandenbalanceerapparaat (zie C 12)
– Föhn
– Soldeerbout
– Soldeertin
(zie C 5)
(zie C 6)
(zie C 7)
(zie C 13)
(zie C 14)
(zie C 15)