• Houd met de rechterhand de achterste handgreep
(11) vast. Hierbij ligt de handpalm op de gashendel-
blokkering (9) en de wijsvinger bedient de gashen-
del (10) (zie afb. D).
• Na hernieuwde bediening van de gashendel (10)
loopt de motor bij stationair toerental.
• Laat de motor kort warmlopen.
9.4 Kettingsmering controleren en instellen
m LET OP
• Werk nooit zonder kettingsmering! Bij een droog
lopende zaagketting wordt de zaagblad en zaag-
ketting set in korte tijd onherstelbaar beschadigd.
• Controleer voor het werk altijd de kettingsmering.
Aanwijzing
Gebruik uitsluitend kettingzaagolie, bij voorkeur bio-
logisch afbreekbaar. Gebruik geen afgewerkte olie,
motorolie enz.
Controleer ook tijdens het werken of de kettingsme-
ring goed werkt.
Houd de kettingzaag terwijl hij loopt, bij gemiddelde
snelheid, boven een afgezaagde boomstronk of een
geschikte ondergrond. Als de smering voldoende is,
vormt zich een lichte oliefilm op de boomstronk of op
de ondergrond (zie afb. E).
• Indien nodig kan de kettingsmering worden ver-
hoogd of verlaagd door middel van de olieregel-
schroef (19).
• Gebruik de meegeleverde schroevendraaier (30)
hiervoor als volgt:
- Druk eerst en draai dan de olieregelschroef (19)
rechtsom voor minder kettingsmering.
- Druk eerst en draai dan de olieregelschroef (19)
linksom voor meer kettingsmering.
9.5 Kettingrem controleren
m WAARSCHUWING
De kettingrem moet elke ingebruikname worden ge-
controleerd.
De kettingrem remt de zaagketting bij terugslag on-
middellijk af.
• Let erop dat de voorste handbescherming (1)
schoon is en gemakkelijk beweegt.
• Start de kettingzaag en breng de zaagketting op
volle snelheid (vol gas).
• Bedien de voorste handbescherming (1) terwijl de
zaagketting loopt. De kettingrem moet de zaagket-
ting bij maximale snelheid afremmen en blokkeren.
90 | NL
m WAARSCHUWING
Als het motortoerental te lang wordt opgevoerd terwijl
de kettingrem is geblokkeerd, raken de motor en de
kettingaandrijving beschadigd.
Als de zaagketting (17) desondanks beweegt, moet u
contact opnemen met de klantenservice.
10. Algemene werkinstructies voor
kapwerkzaamheden
m WAARSCHUWING
Gevaar voor letsel!
Het zagen en kappen van bomen en alle daarmee
verbonden werkzaamheden mogen alleen door spe-
ciaal hiervoor opgeleide en getrainde personen wor-
den uitgevoerd.
Aanwijzing
Neem de betreffende nationale voorschriften voor
kapwerkzaamheden in acht en win informatie in bij
de bevoegde instantie.
• Let op dat de vallende takken en bomen niemand
kunnen raken.
• In de werkomgeving mogen zich alleen de voor het
kappen benodigde personen ophouden.
• Houd de werkomgeving rondom de stam vrij en op-
geruimd, zodat iedereen die er werkt veilig kan staan.
• Houd vluchtwegen vrij en opgeruimd om de werk-
omgeving snel te kunnen verlaten.
• Voer geen kapwerkzaamheden uit bij harde wind,
slecht weer of slecht zicht.
• Houd steeds een afstand tot de dichtstbijzijnde
werkplek van ten minste 2 1/2 boomlengte aan.
10.1 Gebruik en behandeling
• Start het apparaat nooit voordat het geleideblad
(16), de zaagketting (17) en de beschermkap van
het kettingwiel (22) correct zijn gemonteerd.
• Snijd geen hout dat op de grond ligt en probeer
geen wortels door te snijden die uit de grond ste-
ken. Voorkom in ieder geval dat de zaagketting (17)
in de grond wordt gestoken, anders wordt de zaag-
ketting (17) onmiddellijk bot.
• Als u per ongeluk een hard voorwerp raakt met het
apparaat, schakel dan onmiddellijk de motor uit en
controleer het apparaat op eventuele schade.
• Onderhoud het apparaat zorgvuldig. Controleer of
bewegende delen probleemloos functioneren en
niet klemmen, of onderdelen gebroken of bescha-
digd zijn, waardoor de functie van het apparaat
wordt beïnvloed.
Laat beschadigde onderdelen voor gebruik van
het apparaat eerst repareren. Veel ongevallen ont-
staan door slecht onderhouden apparatuur.
www.scheppach.com