13.3 Reinigen van de kettingaandrijving
m WAARSCHUWING
Gevaar voor letsel!
Draag altijd veiligheidshandschoenen als u de zaag-
ketting (17) aanraakt. Letselgevaar door de scherpe
snijtanden!
aanwijzing
Reinig de aandrijving van de ketting na elk gebruik.
• Leg de kettingzaag op een vlakke en stabiele on-
dergrond neer.
• Trek de voorste handbescherming (1) tot aan de
aanslag naar achteren om de kettingrem te ont-
grendelen (zie afb. B).
• Verwijder de twee bevestigingsmoeren (20) met de
bougiesleutel / sleufschroevendraaier (28).
• Verwijder de beschermkap van het kettingwiel (22).
• Maak de zaagketting (17) voorzichtig los van het
geleideblad (16) en van het kettingwiel (26).
• Verwijder het geleideblad (16). Reinig het met een
kwast.
• Reinig nu grondig rondom de kettingaandrijving en
de beschermkap van het kettingwiel (22) met be-
hulp van een kwast of door middel van uitblazen
(met perslucht).
De assemblage volgt in omgekeerde volgorde.
13.4 Onderhoud van de bougie
• Demonteer het luchtfilter (33) zoals beschreven on-
der 13.2 "Reiniging van het luchtfilter".
• Trek de bougiestekker (33) los door deze naar links
en rechts te draaien en er gelijktijdig aan te trekken.
De bougiestekker (33) uitsluitend aan de stekker
vasthouden en trekken. Trek nooit aan de kabel!
(zie afb. O)
• Maak de bougie los met de meegeleverde bougies-
leutel / sleufschroevendraaier (28).
• De assemblage volgt in omgekeerde volgorde.
Elektrodenafstand = 0,6 mm (afstand tussen de
elektroden, waar de vonk overspringt). Controleer
de bougie voor de eerste keer na 10 bedrijfsuren op
verontreiniging en reinig deze eventueel met een ko-
perdraadborstel.
Daarna de bougie elke 50 bedrijfsuren onderhouden.
13.5 Onderhoud van de kettingsmering
• Zie het hoofdstuk "Kettingsmering controleren en
afstellen".
13.6 Onderhoud van de carburateur instellingen
• Als de zaagketting (17) bij stationair draaien be-
weegt of als de motor bij het wegnemen van gas
vanzelf uitgaat, moet de carburateur opnieuw wor-
den afgesteld.
Aanwijzing
Laat de instellingen van de carburateur (bijv. het statio-
nair toerental) uitsluitend door gekwalificeerd vakperso-
neel wijzigen, om schade aan de motor te voorkomen.
13.7 Onderhoud van het geleideblad
• Verwijder eventueel opgetreden bramen in de rand
van het geleideblad met behulp van een metaalvijl.
• Reinig de groef van het geleideblad (16) met behulp
van een kwast of met perslucht. Vervang het gelei-
deblad (16) zodra de groef is versleten.
• Keer het geleideblad (16) na elk gebruik om, zodat
het gelijkmatig slijt.
• Controleer het tandwiel aan het uiteinde van het
geleideblad (16) op soepele werking. Smeer het
evt. in met een lagerolie.
13.8 Monteren van het geleideblad en spannen
van de zaagketting
m LET OP
Voer de montage altijd uit bij uitgeschakelde motor.
m WAARSCHUWING
Gevaar voor letsel!
Draag altijd veiligheidshandschoenen als u de zaag-
ketting (17) aanraakt. Letselgevaar door de scherpe
snijtanden!
aanwijzing
Een nieuwe zaagketting (17) rekt op en moet vaker
worden opgespannen. Controleer de kettingspanning
regelmatig na elke snede en stel deze zo nodig bij.
Al naar gelang de slijtage kan het geleideblad (16)
worden gekeerd.
• Leg de kettingzaag op een vlakke en stabiele on-
dergrond neer.
• Trek de voorste handbescherming (1) tot aan de
aanslag naar achteren om de kettingrem te ont-
grendelen (zie afb. D).
• Verwijder de twee bevestigingsmoeren (20) met de
bougiesleutel / sleufschroevendraaier (28).
• Verwijder de beschermkap van het kettingwiel (22).
• Schuif het langgat van het geleideblad (16) over de
twee uitstekende bouten.
• Leg de zaagketting (17) over de vertanding van het
kettingwiel (26). Voer de zaagketting (17) nauw-
keurig in de op het geleideblad (16) aangegeven
richting in. In het uiteinde van het geleideblad (16)
bevindt zich een geleidewiel. Zorg dat de tanden
van de zaagketting (17) hier in vallen.
• Trek enigszins aan het geleideblad (16), om de
zaagketting (17) licht voor te spannen.
www.scheppach.com
NL | 93