EDELRID VERTIC TRIPLE LOCK II Bedienungsanleitung Seite 42

punt volgens EN 358. B2) Achterste bevestigingspunt ter
hoogte van de taille voor fixatie volgens EN 358. C) Voor-
ste bevestigingselement volgens EN 813 en ANSI Z359.11.
D) Materiaallus voor uitrusting tot 25 kg. E) Materiaallus
voor gereedschapstassen tot 50 kg. F) Lus voor het be-
vestigen van een zitplank. G) Valindicator H) Markering
en RFID-chip. I) Opbergplaats van veiligheidslijn voor
valbeveiligingsuitrusting. J) Touwklem (optioneel). K) Op-
tionele bevestiging van een borstgordel. L) Element voor
het parkeren van veiligheidslijnen.
2. VASTMAKEN VAN DE RIEM
De gordel moet strak maar toch comfortabel zitten. Er
moet voor worden gezorgd dat overtollige riem netjes in
de opbergklep wordt ondergebracht (plat gevouwen).
3. GEBRUIK VAN GESPEN
a-b) SlideBlock-gesp. c) TripleLock-gesp. Alle sluit- en
instelelementen regelmatig controleren.
4. INSTELLEN VAN DE BORSTRIEM
Het bevestigingspunt aan de achterzijde voor het valbevei-
ligingssysteem moet ter hoogte van de schouder liggen.
Hiervoor moet de klittenbandsluiting worden losgemaakt,
waarna de riem in de heupgordel kan worden ingesteld.
5. TEST NA HET INSTELLEN VAN DE MAAT
Na het instellen en voor gebruik van de riem moet u op
een veilige plaats een hangtest van minimaal 5 minuten
uitvoeren in de beoogde gebruikspositie. Als de riem de
juiste maat en instelling heeft, mag de hangtest de
ademhaling niet belemmeren en/of pijn veroorzaken. Bij
het dragen van de gordel moeten beslagdelen worden
vermeden in het genitale gebied en onder de oksels. Het
vrij hangen in het harnas mag geen overmatige holle rug,
overstrekken of druk op de genitaliën, lenden en oksels
veroorzaken. Bij vrouwen moeten de lymfevaten van de
borst zoveel mogelijk worden ontlast.
6. AFKEURCRITERIA
a) VALINDICATOR. Als het rode deel van de riem zicht-
baar wordt, moet de gordel worden weggegooid. Dit
moet regelmatig worden gecontroleerd. b) RIEMINDICA-
TOR. Als er rode vezels zichtbaar worden op riemen,
moet de gordel worden afgedankt.
7. AANBRENGEN VAN EEN TOUWKLEM
De gordel kan voor het stijgen langs een lijn in de fabriek
worden uitgerust met een touwklem volgens EN 12841-B.
Als de gordel er niet mee is uitgerust, kan de gebruiker
achteraf een touwklem volgens EN 12481-B aanbren-
gen. Hiervoor de touwklem met een rechthoekig verbin-
dingselement aanbrengen aan de textiellus op het voor-
ste bevestigingspunt en met de erboven liggende
instelbare riem bovenaan vastzetten. De eisen die op het
product en in de gebruiksaanwijzing voor de touwklem
staan vermeld moeten in acht worden genomen; touw-
klem nooit zonder valbeveiliging gebruiken. De compati-
biliteit van de touwklem met het verbindingselement en
de gordel en de juiste werking van het hele systeem
moet door de gebruiker worden gecontroleerd. Hij
draagt de volledige verantwoordelijkheid hiervoor. De
compatibiliteit en werking moeten voor het werkelijke
gebruik worden gecontroleerd op een veilige plaats.
Voorzichtig: Metalen delen kunnen de riem beschadigen;
de riem op schade, metalen delen op scherpe randen en
bramen controleren.
8. AANBRENGEN VAN ACCESSOIRES
a) Zitplank: De lussen voor een zitplank (F) zijn alleen
bedoeld voor gebruik in combinatie met een zitplank. De
selectie van geschikte verbindingselementen is de ver-
antwoordelijkheid van de gebruiker.
b) Gereedschapshouder: 1) Max. 25 kg. 2-3) verbin-
dingspunt voor touwgeleiding in de dijbeenlus, verticaal
en horizontaal. Toegestaan gewicht van de uitrusting die
aan dit bevestigingspunt mag worden gehangen: 0 kg.
c) Bevestigingspunt voor gereedschapstas.
9. PARKEERPOSITIE VOOR VEILIGHEIDSLIJN
Als een Y-vormige veiligheidslijn wordt gebruikt in combi-
natie met een schokabsorber, zal de schokabsorber niet
werken als de ene arm van de veiligheidslijn wordt ver-
bonden met een verankeringspunt en de andere arm met
een dragend deel van de gordel. Daarom raden we aan
om de tweede arm met afscheurlussen aan de klimgor-
del te bevestigen (L).
10. MAATTABEL
11. KLIMATOLOGISCHE OMSTANDIGHEDEN