m LET OP! Het apparaat moet tijdens het transport
altijd beschermd zijn tegen vallen en kantelen.
De machine mag uitsluitend aan de greep opgetild en
getransporteerd worden.
14.1 Langdurige opslag
Voer voor elk gebruik alle reinigingsstappen uit.
Controleer of het apparaat voor elke opslag gron-
dig is gereinigd. Zo voorkomt u dat opgedroogde
verf zich afzet, het apparaat blokkeert en de func-
tie ervan beïnvloed kan worden.
1.
Voer alle reinigingsstappen uit.
2.
Verwijder de spuitslang (1).
3.
Verwijder de aanzuigslang (11) van de aanzuigs-
lang-inlaataansluiting (15) en maak, met behulp
van een schroevendraaier met platte kop, de
schroef aan de metalen slangklem voor de aan-
zuigslang-inlaataansluiting (16) los.
4.
Verwijder de retourslang (10) van de retours-
lang-inlaataansluiting (20) en maak, met behulp
van een schroevendraaier met platte kop, de
schroef aan de metalen slangklem voor de re-
tourslang-inlaataansluiting (21) los.
5.
Draai het apparaat om. Vul 30 ml standaard olie of
pompsmeerolie in elke inlaataansluiting.
6.
Zet de schakelaar Prime/Spray op de positie
"Spray".
7.
Draai de drukregelaar (9) in de positie "Low Spray".
8.
Houd een doek over de spuitslang-uitlaataanslui-
ting (18).
9.
Schakel het apparaat voor 5 seconden in, door
op de AAN/UIT-schakelaar (14) "I" in te drukken.
Schakel vervolgens het apparaat uit door op de
AAN/UIT-schakelaar (14) "0" in te drukken.
10. Zet de schakelaar Prime/Spray (19) op de positie
"Prime".
11. Plaats de aanzuigslang (11) weer op de aanzuig-
slang-inlaataansluiting (15) en draai, met behulp
van een schroevendraaier met platte kop, de
schroef aan de metalen slangklem voor de aan-
zuigslang-inlaataansluiting (16) vast.
12. Plaats de retourslang (10) weer op de retours-
lang-inlaataansluiting (20) en draai, met behulp
van een schroevendraaier met platte kop, de
schroef aan de metalen slangklem voor de re-
tourslang-inlaataansluiting (21) vast.
13. Veeg de spuitbehuizing met een schone, droge
doek schoon.
14. Bewaar het spuitapparaat en de bijbehorende ac-
cessoires op een schone, droge en voor kinderen
ontoegankelijke plaats.
92 | NL
15. Elektrische aansluiting
De geïnstalleerde elektromotor is bedrijfsklaar
aangesloten. De aansluiting voldoet aan de gel-
dende Europese voorschriften. De netaansluiting
van de klant en het gebruikte verlengsnoer moeten
eveneens aan deze voorschriften voldoen.
m LET OP! De voedingskabel van het apparaat be-
schikt over een aardgeleiding en een aardingsstekker.
De stekker moet op een geschikt stopcontact worden
aangesloten, die conform de lokale voorschriften en
verordeningen is geïnstalleerd en geaard.
m WAARSCHUWING! Controleer de spanning! De
spanning moet overeenkomen met de gegevens op het
typeplaatje!
De netaansluiting van de klant en het gebruikte
verlengsnoer moeten eveneens aan deze voor-
schriften voldoen.
Defecte elektrische aansluitkabel
Bij elektrische aansluitkabels treedt vaak schade aan
de isolatie op.
Mogelijke oorzaken zijn:
• Versleten plekken, als aansluitkabels door venster-
of deuropeningen worden geleid
• Knikken door een onvakkundige bevestiging of ge-
leiding van de aansluitkabel
• Snijplekken omdat over de aansluitkabel is gereden
• Beschadigde isolatie omdat de stekker uit het stop-
contact is getrokken
• Scheuren door veroudering van de isolatie
Dergelijke defecte elektrische aansluitkabels mogen
niet worden gebruikt en zijn levensgevaarlijk als de iso-
latie is beschadigd. Controleer de elektrische aansluit-
kabels regelmatig op schade. Let erop dat bij het con-
troleren de aansluitkabel niet op het elektriciteitsnet is
aangesloten. Elektrische aansluitkabels moeten aan
de relevante Europese voorschriften voldoen. Gebruik
uitsluitend netsnoeren met de aanduiding "H05VV-F".
Reserveleidingen mogen alleen door een elektromon-
teur worden aangebracht. Bij twijfel kunt u contact
opnemen met de hotline, het nummer hiervan vindt u
hieronder op de pagina.
www.scheppach.com