Reely Major Bedienungsanleitung Seite 96

14.4 Aandrijfaccu aansluiten op de snelheidsregelaar
Sluit nu de aandrijfaccu aan op de snelheidsregelaar. De gebruikte T-stekker is beveiligd tegen verkeerde pola-
riteit.
Als u een andere rijaccu gebruikt, let dan op de kleurcodering van de kabels (rode kabel = plus/+, zwarte kabel
= min/–).
Bij het aansluiten van de aandrijfaccu kan er mogelijk een kleine elektrische ontlading (kleine vonk of kra-
kend geluid) in de stekker optreden. Dit wordt veroorzaakt door de condensator in de snelheidsregelaar,
die plotseling oplaadt wanneer de accu wordt aangesloten; dit is dus geen defect of fout. Zowel voor de
accu als voor de rijregelaar is dit ongevaarlijk.
Gebruik bij het verbinden van een accustekker met de aansluiting van de rijregelaar geen kracht. Let erop dat de
kabels niet in de aandrijving van het voertuig of in het stuurmechanisme terecht kunnen komen. Gebruik eventu-
eel kabelbinders om de kabels te fixeren.
14.5 In-/uitschakelen van de snelheidsregelaar
Schakel de snelheidsregelaar in door kort op de aan/uit-
knop te drukken (zie de pijl in de afbeelding rechts). Laat
hierbij de gashendel op de zender in de neutrale stand
staan, beweeg hem niet.
De motor geeft twee korte geluidssignalen en de groene
LED op de snelheidsregelaar moet continu branden. Bo-
vendien stopt de groene LED "TX" op de zender met knip-
peren en brandt nu continu.
Bevindt zich de gashendel bij het inschakelen van
de snelheidsregelaar niet in de neutraalstand is,
dan brandt de LED op de snelheidsregelaar snel
in groen. De aandrijving kan dan om veiligheidsre-
denen niet worden geactiveerd. Laat de gashen-
del op de zender los.
Controleer nu de rij- en stuurfuncties van het voertuig.
Als de snelheidsregeling moet worden uitgeschakeld, dan drukt u ongeveer 1 seconde op de aan-/uitknop. De
groene LED in de rijregelaar gaat uit.
14.6 Carrosserie plaatsen en bevestigen
Plaats de carrosserie terug op de houders en zet deze vast met de in het begin verwijderde borgclips.
14.7 Voertuig besturen
Plaats het voertuig nu op de grond. Steek uw vingers niet in de aandrijving en houd het voertuig niet vast aan
de wielen.
Bedien de stuurhendel voor de aandrijffunctie op de zender heel voorzichtig en rij in het begin niet te snel, totdat
u vertrouwd bent met hoe het voertuig reageert op de bediening. Maak geen snelle en schokkende bewegingen
met de bedieningselementen van de zender.
Als het voertuig de neiging heeft om naar links of rechts te trekken, moet u de trimregelaar voor de besturing op
de zender overeenkomstig instellen.
Bij het wisselen tussen vooruit- en achteruitrijden dient de gashendel op de zender zich kort (ong. 1 seconde) in
de neutrale stand te bevinden (neutrale stand = hendel loslaten, niet bewegen). Als de gashendel zonder pauze
direct van vooruit naar achteruit wordt gezet, vindt de remfunctie van de aandrijving plaats (het voertuig rijdt niet
achteruit).
96
Afbeelding 4