Het voertuig blijft stil staan
De rijaccu is leeg; de onderspanningsdetectie heeft de motor uitgeschakeld om de rijaccu te beschermen tegen
schadelijke diepe ontlading (bij een accuspanning van <=6,0 V).
De ontvanger of de snelheidsregelaar heeft geen goed radiosignaal meer gedetecteerd. Het voertuig is te ver van
de zender verwijderd, de batterijen in de zender zijn leeg of de zender is uitgeschakeld.
De snelheidsregelaar is te heet, de overtemperatuurbeveiliging is in werking getreden. Laat de snelheidsregelaar
afkoelen.
De aandrijffunctie is tegenovergesteld ten opzichte van de beweging van de gashendel op de zender
Activeer de omgekeerde instelling voor aandaandrijffunctie op de zender met de schakelaar "TH.REV" (afbeelding
1, pos. 8), zie hoofdstuk 12.9.
De besturing is tegengesteld ten opzichte van de beweging van het draaiwiel op de zender
Activeer de omkeerinstelling voor de stuurfunctie op de zender met de schakelaar "ST.REV" (afbeelding 1, pos.
12), zie hoofdstuk 12.7.
De stuuruitslag is te gering
Verhoog de dualrate-instelling van de besturing met de draaiknop "ST.RATE" (afbeelding 1, pos. 10), zie hoofd-
stuk 12.6. Beweeg de draaiknop met de klok mee naar rechts.
104