Modulaire Configuratie Eenheden - Bosch CS 3000 AWP Installations- Und Bedienungsanleitung

Contact met onderdelen die onder spanning kunnen staan vanwege het
opstarten van de eenheid kunnen elektrische schokken en brandwonden
veroorzaken.
Wanneer de spanning nodig is voor het circuit open dan de uitschakelaar
in de verbindingskabel van de eenheid zelf, beveilig deze met een hang-
slot en markeer het met een passend waarschuwingsbord.
Bewegende onderdelen
Contact met de aandrijvingen of met de ventilator kan lichamelijk letsel
veroorzaken.
Voor het betreden van de eenheid, open de uitschakelaar in de verbin-
dingskabel van de eenheid zelf, beveilig deze met een hangslot en mar-
keer het met een passend waarschuwingsbord.
Contact met de ventilatoren kan lichamelijk letsel veroorzaken.
Voor het verwijderen van het beschermrooster of de ventilatoren, open
de uitschakelaar in de verbindingskabel van de eenheid zelf, beveilig
deze met een hangslot en markeer het met een passend waarschuwings-
bord.
Koelmiddel
Het inschakelen van het overstortventiel en het daarbij aflaten van het
koudemiddelgas kan lichamelijk letsel en vergiftiging veroorzaken.
Wanneer koudemiddel lekt, zie het "Veiligheidsspecificatieblad" van het
koudemiddel.
Contact tussen open vlammen of warmtebronnen met het koudemiddel
of de verwarming van het gascircuit onder druk (bijv. tijdens laswerk-
zaamheden) kunnen explosies of brand veroorzaken.
Plaats geen warmte- of ontstekingsbronnen naast het koudemiddel.
Onderhouds- of reparatiewerkzaamheden waarbij ook gelast moet wor-
den, moeten worden uitgevoerd bij uitgeschakeld systeem.
Hydraulische onderdelen
Defecten in het leidingwerk, koppelingen of verwijderde onderdelen
kunnen waterlekkage veroorzaken met als gevolg lichamelijk letsel,
materiële schade of kortsluiting in de eenheid.
CS3000 AWP – 6721852570 (2022/11)
14

Modulaire configuratie eenheden

Hiermee kunnen maximaal 16 eenheden worden gekoppeld.
Het systeem wordt geregeld door de mastereenheid. Elke aangesloten
module wordt geïdentificeerd met een adres van 0 tot 15: de mastereen-
heid heeft als adres 0.
De temperatuurregelsensor voor TW-uitlaatwater, de doorstroombevei-
liging en de elektrische hulpverwarming moeten worden aangestuurd
door de mastereenheid.
Alle eenheden moeten onderling worden verbonden via de X-Y-E BUS.
Elke module kan worden uitgerist met een inerte systeemboiler.
Elke eenheid met warmwateroptie moet een eigen boiler hebben.
Een externe pompeenheid gedimensioneerd voor de volledige capaciteit
van het modulaire systeem moet aanwezig zijn (door de klant). De pom-
peenheid wordt aangestuurd door de mastereenheid via een potentiaal-
vrij contact en een 0-10 V-signaal.
De TW-sensor van de mastereenheid moet worden geïnstalleerd op de
toevoerleiding van alle eenheden, op zo groot mogelijke afstand.
Afb. 351 Communicatie modulaire eenheid
Modulaire configuratie eenheden
0010045043-001
247