Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Einlaufvorschriften Für Den Motor - Reely ROAD LEOPARD RTR Montageanleitung

4wd stadium buggy
Inhaltsverzeichnis

Werbung

4
V
ORBEREITUNGEN
4.9
E
INLAUFVORSCHRIFTEN FÜR DEN
Grundsätzlich gilt für die Einlaufphase:
-
Niedrige Drehzahl
-
Fettes Treibstoff-Luftgemisch
-
Kurze Laufzeiten mit Abkühlphasen (jeweils ca. 3 Minuten)
-
Einlaufzeit (reine Motorlaufzeit) insgesamt ca. 45 Minuten
K
:
RAFTSTOFF
Der Nitromethanzusatz im Modelltreibstoff erhöht die Zündfähigkeit des Treibstoffes und damit die Leistung des
Motors.
Verwenden Sie in der Einlaufphase einen Modelltreibstoff mit geringem Nitromethanzusatz, um eine
Überhitzung des Motors zu vermeiden. Weiterhin sollte der Treibstoff einen höheren Ölanteil haben ("fette"
Vergasereinstellung), da so die Schmierung des Motors verbessert wird, bis Kolben und Zylinderbuchse eingelaufen
sind.
Nachdem Sie den Treibstoff eingefüllt und wie vorstehend beschrieben den Motor gestartet haben, beginnen
Sie mit dem Einlaufen des Motors.
1. E
:
INLAUFPHASE
Stützen Sie das Modell so ab, dass die Räder frei in der Luft hängen und führen Sie die 1. Einlaufphase bei
stehendem Modell durch!
Um später das volle Leistungsspektrum nutzen zu können, sollte der Motor zwei bis vier Tankfüllungen bei
"fetter" Vergasereinstellung mit Wechselgas laufen.
Diese zeigt sich an kräftiger weißer Rauchentwicklung aus dem Auspuff.
Nach jedem Motorlauf (Tankfüllung) ist eine ausreichende Abkühlphase einzulegen.
-
Danach kann das Gemisch durch Hineindrehen der Hauptdüsennadel schrittweise abgemagert werden.
-
Lassen Sie den Kerzenstecker aufgesteckt und lassen Sie den Motor für ca. 1 Minute ohne Gas zu geben
warmlaufen.
-
Dazu gegebenenfalls die Hauptdüsennadel ein wenig herausdrehen (der Durchfluß wird größer)
-
Nehmen Sie den Kerzenstecker nach Ablauf der Warmlaufzeit von einer Minute wieder ab.
-
Lassen Sie den Motor ca. 2 - 3 Minuten mit zwischengeschalteten Abkühlphasen laufen.
Erhöhen Sie dabei die Drehzahl nur leicht mit kurzen Gasstößen.
Der Motor läuft dabei sehr rau und das Modell bewegt sich nur unwillig.
-
Stellen Sie den Motor nach 2 - 3 Minuten ab
-
Lassen Sie den Motor etwa 10 Minuten abkühlen.
2. E
INLAUFPHASE
-
Stellen Sie den Motor geringfügig magerer ein, indem Sie die Hauptdüsennadel eine achtel Umdrehung wieder
hereindrehen und starten Sie ihn dann neu.
-
Lassen Sie den Motor erneut ca. 2 - 3 Minuten mit zwischengeschalteten Abkühlphasen laufen.
Der Motor soll jetzt das Gas etwas besser annehmen, Rauchentwicklung ist aber noch vorhanden.
Dreht der Motor nur kurz hoch und stellt dann ab, die Hauptdüsennadel wieder etwas herausdrehen.
-
Stellen Sie den Motor wieder ab und
-
lassen Sie ihn wieder für 10 Minuten abkühlen.
-
Wiederholen Sie diesen Vorgang und magern Sie dabei das Gemisch jedesmal geringfügig ab.
3. E
INLAUFPHASE
Drei weitere Tankfüllungen kann jetzt das Fahrzeug mit langsamer Geschwindigkeit (max. 1/2 Gas) gefahren werden
Eine zu magere Gemischeinstellung führt zu Überhitzung und zu Festgehen des Motors.
Für eine lange Motorlebensdauer sollten Sie eine leicht fette Vergasereinstellung und einen Kraftstoff mit ausreichendem
Ölanteil (mind. 16%) bevorzugen.
Insgesamt soll die reine Fahrzeit (Motor-Laufzeit) ca. 45 Minuten betragen.
Nach dieser Zeit sollte der Motor eingefahren sein. Sie erkennen, dass der Motor eingelaufen ist, wenn er sich im kalten
Zustand und ohne Zündkerze ohne spürbaren Widerstand durchdrehen lässt.
Erst jetzt dürfen Sie den Motor mit voller Leistung betreiben.
18
M
OTOR
Bedienungsanleitung 4WD Stadium Buggy Chassis LEOPARD No. 23 40 40
5
R
IJMODUS
5
R
IJMODUS
Maak het mengsel weer rijker door de hoofdsproeier bij te stellen, maar laat het mengsel zo arm dat het
modelvoertuig optimaal loopt.
OPGELET! Het is zeer belangrijk dat het mengsel niet te arm wordt!
Denk eraan dat de smering van de motor door de olie in de brandstof gebeurt.
Te weinig olie in het lucht/brandstofmengsel zal oververhitting van de motor en het vastlopen van de zuiger
door een gebrekkige smering tot gevolg hebben.
Tijdens het gebruik moet er steeds een lichte witte rookpluim uit de uitlaat komen. Indien niet moet u de motor
onmiddellijk stoppen en het mengsel verrijken.
Let er verder op dat de cilinderkop voldoende door lucht omstroomd wordt om oververhitting te voorkomen.
Maak eventueel een uitsnijding in de carrosserie.
De optimale bedrijfstemperatuur van de motor bedraagt ca. 100 - 120°C. Controleer de temperatuur met een
druppel water op de koelkop: als het water onmiddellijk verdampt, is de motor te warm.
Bij een juiste bedrijfstemperatuur zal het water na 3 - 4 seconden verdampen.
- Zorg ervoor dat de zender- en ontvangeraccu´s volledig opgeladen zijn.
- Controleer de reikwijdte van de afstandsbediening en de functie van de RC-installatie.
- Laat het modelvoertuig indien mogelijk steeds met een hoog toerental rijden!
- Als u langzaam wilt rijden, vermijd dan kort en heftig gas geven!
- Vermijd veelvuldig langzaam rijden met een slippende koppeling!
- Rijd steeds als de carrosserie geplaatst is.
Zo beschermt u zichzelf tegen verbrandingen als u de motor en het spruitstuk per ongeluk aanraakt en worden de
componenten tegen opstuivende steentjes beschermd.
Denk eraan dat de bediening van radiogestuurde modelvoertuigen geleidelijk aan geleerd moet worden.
Begin met eenvoudige oefeningen (bv. bochtjes rijden).
-
Gebruik gewone plastic bekertjes als pylonen om een bepaalde route af te bakenen.
-
Maak u vertrouwd met het bochtgedrag van het voertuig.
-
Oefen het sturen terwijl het voertuig naar u toe rijdt!
-
Begin met een Dual Rate instelling van 100%.
5.1
A
ANBEVELINGEN VOOR HET GEBRUIK
Brandstof
De keuze van een geschikte brandstof heeft een grote invloed op de ontwikkeling van het vermogen van de motor.
De bijmenging van nitromethaan in modelbrandstof verhoogt de ontbrandbaarheid van de brandstof en daarmee de
prestatie van de motor.
De olie in de brandstof zorgt voor de smering van de motor, de motor is dus "zelfsmerend".
In de inloopfase moet u speciale brandstof voor RC-Cars gebruiken met maximaal 15% nitromethaan.
Nadat de motor volgens de voorschriften ingelopen is (na een zuivere looptijd van ca. 45 minuten), kunt u overgaan naar
een brandstof met maximaal 25% nitromethaan.
U mag nooit brandstof voor RC-vliegtuigmotoren gebruiken! Deze brandstof heeft te weinig olie (te weinig
smering). Dit kan oververhitting van de motor en als gevolg daarvan zware schade tot gevolg hebben.
Gloeiplug
Ook de keuze van de gloeiplug heeft een invloed op de prestatie van de motor. Voor de inloopfase moet u een „warme"
gloeiplug gebruiken (ook voor hoogrendementmotoren). Na het inrijden kunt u naar een gloeiplug met een gemiddelde of
„koude" warmtewaarde overschakelen.
Gebruik nooit gloeipluggen voor viertakt vliegtuigmotoren! Een verkeerde gloeiplug zal de motor verkeerd
doen draaien en zal de afstelling bemoeilijken.
Overspanning en oververhitting kunnen de gloeiplug vernielen. Let op de technische specificaties, gloei met een correcte
spanning en klem onmiddellijk de spanning af nadat de motor gestart is.
Luchtfilter
Rijd nooit zonder luchtfilter!
De luchtfilter verhindert dat verontreinigingen via de aanzuiglucht in de motor binnendringen. Reeds kleine stofdeeltjes die
via de aanzuiglucht tussen de glijlagerbus en de zuiger komen kunnen het vastlopen of blokkeren van de zuiger tot gevolg
hebben en zo de motor vernielen en gevolgschade aan de aandrijving veroorzaken.
Bevochtig de luchtfilter bijkomend met dunvloeibare smeerolie om ook heel fijn stof eruit te filteren.
© REELY 03/07
115

Werbung

Kapitel

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis