Inhaltsverzeichnis
Werbung
6. Erlauben Sie Kindern niemals, im Dunkeln
zu fahren, da sie dabei überraschend mit
Hindernissen konfrontiert werden könnten.
Dies kann zu Unfällen führen. Das
Fahrzeug sollte nur tagsüber oder in gut
beleuchteten Bereichen benutzt werden.
7. Erlauben Sie Ihrem Kind nicht, in der
Nähe steiler Abhänge oder Hügel zu
fahren. Lassen Sie Ihr Kind generell
NUR in Bereichen fahren, die eben sind!
8. Erlauben Sie Ihrem Kind nicht, einen
steilen Abhang entlang oder hinab zu fahren.
• Das Fahrzeug könnte zu schnell werden,
auch wenn das Pedal losgelassen wird,
um das Fahrzeug automatisch zu bremsen.
• Das Fahrzeug könnte in Schieflage
geraten und umkippen.
• Die Räder könnten ihren Halt
verlieren und das Fahrzeug dadurch
herunter rutschen.
9. Erlauben Sie Ihrem Kind nicht, steile
Hügel hochzufahren. Der Motor könnte
ausgehen und das Fahrzeug mit hoher
Geschwindigkeit rückwärts rollen.
10. Halten Sie alles von beweglichen Teilen
fern. Sich drehende Teile wie Motoren,
Getriebe und Räder können eine Gefahr
für Finger, Haare, etc. darstellen und zu
ernsthaften Verletzungen führen. Erlauben
Sie niemals den Betrieb des Fahrzeugs,
während es auf einer Seite oder verkehrt
herum liegt.
11. Das Fahrzeug darf nicht in der Nähe von
entzündbaren Dämpfen gefahren werden
(Benzin, Farbverdünner, Azeton, Flüssig-
wachs etc.). Wie die meisten elektrischen
Schalter geben die elektrischen Schalter
des Fahrzeugs im Inneren einen
Funken ab, wenn sie zum ersten Mal
ein- oder ausgeschaltet werden. Das
Vorhandensein von brennbaren Flüssig-
keiten oder Dämpfen könnte eine
Explosion oder ein Feuer verursachen.
Bewahren Sie alle brennbaren Produkte
in dicht versiegelten Behältern und in
sicherer Entfernung vom Fahrzeug auf.
12. Erlauben Sie Kindern nicht, das Fahrzeug
ohne Aufsicht eines Erwachsenen zu
benutzen. Um die Benutzung des
Fahrzeugs ohne Aufsicht auszuschließen,
lösen Sie die Verbindung zwischen
Motorkabelbaum und Batterie, wenn
das Fahrzeug nicht benutzt wird.
N Hoewel kinderen de vaardigheid om met dit
voertuig te rijden, snel onder de knie kunnen
krijgen, is het belangrijk te bedenken dat hun
inschattingsvermogen nog zeer gering zal
zijn. Als u uw kind zonder toezicht laat rijden,
kan dit tot ernstig letsel leiden. Voordat uw
kind dit voertuig gebruikt, moet een vol-
wassene zorgvuldig bekijken waar het veilig
is om te rijden en vaststellen of uw kind wel
over de vaardigheid beschikt om veilig met dit
voertuig te rijden. Kinderen zijn niet altijd in
staat om gevaren te onderkennen of daarop
te anticiperen, zelfs als hun geleerd is wat die
gevaren zijn ER IS GEEN AANVAARDBAAR
ALTERNATIEF VOOR DIRECT TOEZICHT
VAN EEN VOLWASSENE.
Leer uw kind de juiste veiligheidsregels voordat
u hem/haar met dit voertuig laat rijden. Deze
regels moeten ook besproken worden met
kinderen uit de buurt of met vriendjes die
met dit voertuig willen rijden.
Rij-instructies
Zorg ervoor dat kinderen deze regels voor
veilig rijden kennen en in acht nemen:
1. Altijd op de zitting blijven zitten.
2. Altijd schoenen dragen.
3. Slechts 1 (één) kind tegelijk op het voertuig.
Een kind dat niet op de zitting zit of dat op
het voertuig staat, kan ervan af vallen, kan
het voertuig laten kantelen of het zicht van
de bestuurder belemmeren. Een kind kan
dan ernstig gewond raken.
4. Laat kinderen niet op straat of in de
buurt van bewegende (gemotoriseerde)
voertuigen rijden.
5. Laat kinderen niet in de buurt van water-
massa's (zoals zwembaden of sloten),
obstakels (zoals meubels, laaghangende
boomtakken of speeltuig), of steile
hellingen (zoals trappen e.d.) rijden.
6. Laat kinderen niet met het voertuig in het
donker rijden. Een kind kan onverwachte
obstakels tegenkomen en een ongeluk
krijgen. Het voertuig alleen overdag of
op een goed verlicht terrein gebruiken.
7. Laat uw kind niet op sterk dalende opper-
vlakken rijden. Beperk het rijden van
uw kind UITSLUITEND tot het rijden
op (redelijk) egaal terrein.
44
8. Laat uw kind niet langs of vanaf een steile
helling rijden.
• Het voertuig kan dan een onverant-
woorde snelheid behalen, zelfs wanneer
het voetpedaal wordt losgelaten om
te stoppen.
• Het voertuig kan kantelen en over de
kop slaan.
• De wielen kunnen hun grip verliezen,
waardoor het voertuig gaat slippen.
9. Laat uw kind niet op steile hellingen
omhoog rijden. De motor kan stoppen
en het voertuig kan met onverantwoorde
snelheid naar achteren rollen.
10. Uit de buurt blijven van bewegende
onderdelen! Vingers, haar enz. kunnen
vastraken in draaiende onderdelen zoals
motor, versnellingsbak en wielen, met ern-
stig letsel tot gevolg. Gebruik het voertuig
niet als het op zijn kant of ondersteboven ligt.
11. Het voertuig niet gebruiken in de buurt van
ontvlambare dampen (benzine, verdunner,
aceton, vloeibare was, enz.). De elek-
trische schakelingen van het voertuig
veroorzaken, zoals de meeste elektrische
schakelingen, een interne vonk bij het
aanen uitzetten. De aanwezigheid van
ontvlambare vloeistoffen of dampen kun-
nen een explosie of brand veroorzaken.
Houd alle ontvlambare producten in goed
afgesloten blikken en uit de buurt van
het voertuig.
12. Laat uw kind niet in het voertuig rijden
zonder direct toezicht van een volwassene.
Om te voorkomen dat het voertuig zonder
toezicht wordt gebruikt, moet u de motor-
behuizing loskoppelen van de batterij wan-
neer het voertuig niet wordt gebruikt.
Werbung
Inhaltsverzeichnis
