9.
Voor de ingebruikname
9.1
Bevestig de vangkorf (5) (afb. 10 - 11)
1.
Til de uitwerpklep (6) op.
2.
Bevestig de vangkorf (5) van bovenaf.
9.2
Werkhoogteverstelling (10) (afb. 12)
1.
Pak de hendel voor de werkhoogteverstelling (10)
vast en trek deze iets naar buiten.
2.
Beweeg de hendel in de gewenste richting om een
van de zes werkhoogtes in te stellen.
3.
Laat de hendel in de gewenste positie los om de
werkhoogte vast te zetten.
10. Bediening
m Let op!
De motor wordt zonder olie geleverd. Voor inge-
bruikname daarom altijd olie bijvullen. Het oliepeil
in de motor moet voor elke keer maaien worden
gecontroleerd.
Het product starten (afb. 13, 14)
Om te voorkomen dat de motor onbedoeld start, is deze
uitgerust met een motorrem, die tijdens het gebruik al-
tijd geactiveerd moet zijn, anders stopt de motor.
Let op: Bij het loslaten van de motorremhendel (2)
moet deze in de uitgangspositie terugkeren en de mo-
tor wordt automatisch uitgezet. Als dit niet het geval is,
mag het product niet worden gebruikt.
1.
Zet de hoofdschakelaar (15) in de schakelpositie
"ON" en open vervolgens de benzinekraan (16).
Zet hiervoor de kraan op "ON".
2.
Zet de chokehendel (17) in de stand "Choke". Aanwij-
zing: De choke hoeft doorgaans bij het opnieuw star-
ten van een warme motor niet te worden gebruikt.
3.
Bedien de motorremhendel (2) en trek stevig aan
de kabelstarter (13) totdat de motor start.
4.
Laat de motor kort opwarmen en zet de chokehen-
del (17) dan in de stand "RUN".
Let op: Het starterkoord (13) altijd langzaam tot de
eerste weerstand er uit trekken, voordat deze voor het
starten snel wordt uitgetrokken. Laat het starterkoord
(13) na het uittrekken niet terugschieten
Let op: De verticuteerwals roteert als de motor wordt
gestart.
Let op! Open nooit de uitwerpklep (6) als de motor nog
draait. De draaiende wals kan letsel veroorzaken. Be-
vestig altijd zorgvuldig de uitwerpklep (6).
De door het geleidingswiel aangegeven veiligheidsaf-
stand tussen de behuizing en de gebruiker moet altijd
in acht worden genomen. Tijdens de werkzaamheden
en veranderingen van de rijrichting bij struikgewassen
en hellingen moet uiterst voorzichtig te werk worden
gegaan. Zorg altijd voor een stabiele stand, draag
schoenen met antislipbestendige zolen en een lange
broek. Werk altijd dwars op een helling.
Hellingen van meer dan 15 graden mogen met het
product om wille van veiligheidsredenen niet worden
geverticuteerd. Wees met name voorzichtig bij het ach-
terwaarts verplaatsen en bij het trekken van het pro-
duct. Struikelgevaar!
verticuteren
Bij het verticuteren worden het gazonoppervlak en de
grasnaad bekrast met het verticuteermes. Dit verwij-
dert mos, mulch en onkruid en snijdt fijne wortels aan
de bovenkant door. Hierdoor kunnen lucht, licht, water
en voedingsstoffen de graswortels beter bereiken en
groeit het gazon beter en dikker. Het doorsnijden van
de fijne wortels stimuleert ook de groei van het gazon.
Dit bevordert de duurzaamheid van het gazon.
Verticuteer maximaal twee keer per jaar.
Idealiter in april/mei en/of september/oktober.
Bemest en besproei het gazon na het verticuteren voor
een nog beter resultaat.
Aanwijzingen voor correct werken
• Tijdens de werkzaamheden wordt een overlappende
werkwijze geadviseerd. Om een net snijbeeld te
bereiken moet het product in zo recht mogelijke banen
worden geleid. Hierbij moeten deze banen altijd
enkele centimeters overlappen zodat er geen stroken
overblijven. Verticuteer eerst in de lengterichting en
vervolgens in de tweede stap in de dwarsrichting om
een schaakbordpatroon te creëren.
• Zodra tijdens het werken grasresten blijven liggen,
moet de vangkorf worden geleegd. Let op! Voor het
verwijderen van de vangkorf de motor uitschakelen
en de stilstand van de wals afwachten!
• Herzaai na het verticuteren gedeeltes die geen of
weinig gras hebben.
www.scheppach.com
NL | 75