i) Montage des Fahrwerkes
Hauptfahrwerk:
• Schneiden Sie mit einem Cutter-Messer an der Modell-
unterseite die Bügelfolie über den Schlitz für das Haupt-
fahrwerk (1) ein und bügeln die Foliekanten fest.
• Anschließend stecken Sie jeweils die beiden im 90°-
Winkel gebogenen Enden der Hauptfahrwerksdrähte
(2) in die vorbereiteten Bohrungen (3) im Rumpf. Bei
Bedarf arbeiten Sie die Bohrlöcher mit einer Schlüssel-
feile etwas nach.
• Wenn beide Fahrwerksdrähte perfekt sitzen, zeichnen
Sie die Bohrlöcher für die Halteplatten (4) an und boh-
ren die Schraubenlöcher mit einem 2 mm Bohrer vor.
Der Abstand der Bohrlöcher zur Rumpfseitenwand sollte
dabei ca. 18 mm betragen.
• Die Befestigung der Halteplatten erfolgt dann mit Hilfe
von vier 12 x 3 mm Blechschrauben.
18
• Als de servo-hefboom (zie afb. 11, pos. 2) juist staat,
dan wordt het hoogteroer (1) overeenkomstig het
hoogte-stuurmechanisme in het midden uitgericht en
de schroef (2) op de bout met een 1,5 mm inbussleutel
aangespannen.
Praktische tips voor het vliegen:
De juiste stand van het hoogteroer herkent u het best
door het model van op een zekere afstand van
achteraan te bekijken.
• De uitstekende draad (3) kan ten slotte tot op een rest
van ong. 5 mm worden afgeknipt.
De zijroerbesturing:
• Bij het sturen van het zijzoer wordt te werkgegaan
volgens hetzelfde schema als bij de sturing van het
hoogteroer.
Het enige verschil is de servo-hefboom (1), omdat met
de zijroer-servo later ook nog het neuswiel wordt
bestuurd. Daarom beschikt de servo-hefboom over een
extra bout (2).
• Om later gebruik te kunnen maken van een royaal
bemeten zijroeruitslag, wordt de stuurstang licht gebo-
gen en in het uiterste uiteinde (3) van de servo-hefboom
Bild 16
ingehangen.
Let er ook bij de zijroerbesturing op, dat de stuurdraad
zeer licht beweegt en recht door de bout (4) loopt.
Afb. 12
Afb. 13
103