Bedrijfscondities; Regelaar; Pomp; Installatie - Grundfos CONTROL FS 1 Montage- Und Betriebsanleitung

8.3.1 Schuifschakelaars
De bewakingsmodule heeft drie schuifschakelaars aan de voor-
zijde om de functie van de bewakingsmodule te regelen. Het con-
tactgedrag van het uitgangsrelais en de bewaking van draad-
breuk en kortsluiting kunnen worden ingesteld.
Positie
De drie schuifschakelaars moeten in de juiste positie staan:
NC: Ruststroomgedrag van het uitgangsrelais; sluit wanneer een
contact wordt geopend aan de ingangszijde.
WB: Bewaking draadbreuk.
SC: Bewaking kortsluiting.
8.3.2 LEDs
Twee LEDs bevinden zich boven de schuifschakelaars:
• Pwr:
Groen = toegepaste spanning.
• 1:
Geel = lage systeemdruk.
Rood = draadbreuk of kortsluiting.
Lage systeemdruk (gele LED)
Als een drukschakelcontact opent aan de ingangszijde (klemmen
1 tot 4) als gevolg van een drukafname in het systeem, dan wordt
het uitgangsrelais (klemmen 7 tot 10) geactiveerd en brandt de
gele LED.
Het uitgangsrelais wordt gedeactiveerd en de LED-aanduiding
verdwijnt wanneer het drukschakelcontact weer sluit.
Draadbreuk of kortsluiting (rode LED)
In geval van draadbreuk of kortsluiting aan de ingangszijde van
het bewakingsapparaat (klemmen 7 en 10) valt het alarmrelais
weg en wordt de LED rood.
Gelijktijdig gaat signaallampje H4 (storing brandbluspomp) bran-
den. Wanneer de storing is verholpen gaat het lampje uit.
8.3.3 Weerstandsmodule
Een weerstandsmodule moet direct worden aangesloten op de
respectieve drukschakelaar. Zie het aansluitschema.
Afb. 6 Weerstandsmodule, WM1
8.3.4 Potentiaalvrij signaleren
• Draadbreuk/kortsluiting, drukschakelaar 1:
1 wisselcontact.
• Draadbreuk/kortsluiting, drukschakelaar 2:
1 wisselcontact.

9. Bedrijfscondities

9.1 Regelaar

9.1.1 Temperatuurbereik
Omgevingstemperatuur: 0 tot +40 °C.
Opslag en transport: –25 tot +60 °C.
9.1.2 Relatieve luchtvochtigheid
Houd de luchtvochtigheid zo laag mogelijk om de vorming van
vocht te vermijden.

9.2 Pomp

Zie de installatie- en bedieningsinstructies van de Grundfos NKF-
pomp.

10. Installatie

10.1 Algemene informatie

De installatie en aansluiting van de regelaar dient volgens de
lokaal geldende voorschriften en regels van goed vakmanschap
plaats te vinden.
Met inbegrip van DIN VDE 0100, DIN VDE 0660 en
DIN VDE 0106, alsmede de ongevallenpreventieregels van de
Accident Prevention and Insurance Association UVV VBG 4.
Houd rekening met de richtlijnen voor VdS-goedgekeurde syste-
men, in het bijzonder VdS 2092 en VdS 2100.
Neem ook de richtlijnen van de plaatselijke energiebedrijven in
acht.

10.2 Elektrische aansluiting

De regelaar is goedgekeurd voor aansluiting op het conventio-
nele TN-systeem.
Uitschakeling door middel van een overstroomrelais
(DIN VDE 0100/deel 410) kan worden gebruikt als een bescher-
mingsmaatregel.
Uit veiligheidsoverwegingen zijn aardlekschake-
laars niet toegestaan bij de stroomtoevoer naar
Voorzichtig
VdS-systemen!
Andere en/of aanvullende preventieve maatregelen kunnen nodig
zijn voor speciale netwerkconfiguraties, bijvoorbeeld IT- of
TT-systemen, waardoor veranderingen aan de regelaar kunnen
optreden.
Bij de maat van de voedingskabel moet rekening worden gehou-
den met beveiliging tegen overbelasting en kortsluiting conform
DIN VDE 0100, deel 430.
De beveiliging in het laagspanningsnet en in de noodstroomvoor-
ziening moet worden uitgevoerd met inachtneming van de selecti-
viteit van de NH-zekering in de regelaar van de brandbluspomp.
Kies en plaats de kabels voor VdS-systemen zodanig dat ze func-
tioneel blijven in geval van brand (brandbestrijding E30 of E90 of
kabels met functiebehoud E90).
De voeding naar de X0 voedingsklemmen vindt plaats via een
aangelegd kloksgewijs roterend veld. Zie bijgevoegd aansluit-
schema.
De lijn/lijn-spanningen kunnen worden uitgelezen met de voltme-
ter door middel van de ingangskeuzeschakelaar.

10.3 Motoraansluiting

Kies de juiste maat voor de kabels van de regelaar naar de motor
van de brandbluspomp conform DIN VDE 0100, deel 430, ter
beveiliging tegen kortsluiting en om te voldoen aan de toegestane
spanningsval in de lijn. Het bestaande overbelastingsrelais in het
belastingcircuit van de motor heeft geen uitschakeling (VdS-eis)
tot gevolg wanneer het wordt aangesproken, maar alleen een sto-
ringsaanduiding.
De fabrieksinstelling van de motoruitgang voor de motor van de
brandbluspomp is rotatie tegen de klok in.
Bij sommige dompelpompen is het echter nodig
dat de motor wordt ingesteld op rotatie met de
Voorzichtig
klok mee (zie hiervoor de informatie van de pom-
pleverancier, of voer een testrun uit)!
Om de draairichting te veranderen in rotatie met de klok mee:
wissel twee fasen van de externe motoraansluitingen van klem-
menblok X1 om. Zie het aansluitschema.
35