Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Codman DirectLink ICP Gebrauchsanleitung Seite 23

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 45
LET OP: Nadat de aansluiting tijdelijk is onderbroken, moet
de patiënt opnieuw op de oorspronkelijke DirectLink-
module worden aangesloten, die ook, voordat deze werd
geïmplanteerd, voor het op nul stellen van de sensor is
gebruikt Wordt de oorspronkelijke module niet opnieuw
aangesloten, dan gaat de basisnullijn van de transductor
verloren wat tot onnauwkeurige ICP-metingen leidt
1 Volg alle stappen uit Paragraaf A. DirectLink-module op
de patiëntmonitor aansluiten.
2 Volg de stappen 1 - 5 uit Paragraaf B. Patiëntmonitor
kalibreren.
WAARSCHUWING: Probeer in geen geval de sensor
tijdens deze stap op nul te zetten
3 Om de bewaking te hervatten en daarbij gebruik te
maken van de al eerder opgeslagen nulwaarde, drukt
u gelijktijdig op de
wordt het ACKNOWLEDGE FUNCTION (FUNCTIE
BEVESTIGEN) genoemd. De amberkleurige status-led
knippert gedurende circa 4 seconden. Dan gaat de
groene status-led branden en wordt de druk op de
patiëntmonitor weergegeven.
Opmerking: dooft de amberkleurige status-led niet
en gaat de groene status-led niet branden, zie dan
Problemen oplossen.
WAARSCHUWING: Beide toetsen MOETEN gelijktijdig
worden ingedrukt om het hervatten van de bewaking
te laten slagen Druk niet alleen maar de à0ß toets in,
hierdoor zou de geïmplanteerde sensor opnieuw op nul
kunnen worden gesteld Wordt de ICP-transductor op
nul gesteld nadat deze is geïmplanteerd, dan worden
onjuiste drukwaarden weergegeven
4 Verifieer dat de patiëntmonitor een fysiologische
golfvorm toont.
G Een geïmplanteerde sensor op een andere
monitor aansluiten
Het is mogelijk om een op nul gestelde, geïmplanteerde
sensor op een andere monitor aan te sluiten. De sensor
MOET daartoe aangesloten blijven op de DirectLink-
module die ook is gebruikt om de sensor op nul te
stellen. Sluit de bijbehorende interfacekabel aan op
de patiëntmonitor. Volg alle stappen uit Paragraaf A.
DirectLink-module op de patiëntmonitor aansluiten.
H Bewaking ICP onderbreken / Systeem schoon vegen
en inspecteren
1 Verbreek de aansluitingen van de verlengkabel met de
DirectLink-module en met de sensor. Explanteer de
sensor uit de patiënt.
Opmerking: Om de aansluiting tussen kabels en de
DirectLink-module te verbreken, pakt u de ommanteling
van de connector vast en trekt u die voorzichtig terug in
de richting van de ontlastingshuls om de mechanische
vergrendeling te openen. U moet de kabel moeiteloos
uit de connector kunnen trekken, zoals weergegeven in
Detail "E" in Figuur 2 en Figuur 3.
2 Verbreek de aansluitingen van de patientmonitor
interfacekabel met de patiëntmonitor en met de
DirectLink-module.
toets en de à0ß toets. Dit
3 Veeg de module en de kabels met één van onderstaande
methodes schoon:
• combinatie-wegwerpdoeken (quaternair
ammonium/isopropylalcohol)
• 70% isopropylalcohol
LET OP: Dompel de module of de kabels niet in
welke vloeistof dan ook en laat geen vloeistof in
de invoeropeningen binnendringen Steriliseer de
module niet
4 Inspecteer de module na het schoonvegen om er
zeker van te zijn dat de markeringen nog aanwezig
zijn. Gebruik de module niet als de markeringen zijn
aangetast. Neem voor een vervangende module contact
op met uw plaatselijke vertegenwoordiger van Integra.
5 Steriliseer de verlengkabel in overeenstemming met
de bijbehorende handleiding, indien de ziekenhuis
procedures dat vereisen.
Sterilisatie
LET OP: Steriliseer de DirectLink-module en de patientmonitor
interfacekabel niet Dit heeft schade tot gevolg
Raadpleeg voor de sterilisatie-instructies voor de DirectLink
ICP-verlengkabel de handleiding voor dat onderdeel. Verwijder
voor de sterilisatie de bedklem van de verlengkabel.
Opslag
Verzeker u ervan dat bij langdurige opslag de DirectLink-
module en de verlengkabel tegen stof zijn beschermd en
worden bewaard in een schone, droge omgeving onder de
hierna genoemde omstandigheden:
• Relatieve luchtvochtigheid (RH) tussen: 15% tot 85%
(niet-condenserend)
• Temperatuurbereik: 0 °C tot +50 °C
Technische specificaties
Gebruiksomstandigheden
Bereik gebruikstemperatuur (uitgezonderd
de transductor)
Bereik relatieve luchtvochtigheid
(uitgezonderd de transductor)
Opslag temperatuurbereik (uitgezonderd de
transductor)
Bereik relatieve luchtvochtigheid voor opslag
(uitgezonderd de transductor)
Uitgangssignaal
Uitgangssignaalbereik
Nauwkeurigheid uitgangssignaal
(transductor uitgezonderd, verlengkabel en
kabel van de patiëntmonitor inbegrepen)
Gevoeligheid uitgangssignaal
Afwijking uitgangssignaal
(uitgezonderd de transductor)
Frequentierespons uitgangssignaal
(uitgezonderd de transductor)
Resolutie uitgangssignaal
Stroomgebruik
Stroomgebruik
(uitgezonderd de transductor)
23
NL – NEDERLANDS
5 °C tot 40 °C
20% tot 80% (niet-condenserend)
0 °C tot +50 °C
15% tot 85% (niet-condenserend)
-50 tot 250 mm Hg
+ ⁄ - 1,0 mm Hg hoger dan het
drukbereik -50 mm Hg tot 50 mm Hg
en + ⁄ - 2% hoger dan het drukbereik
50 mm Hg tot 250 mm Hg
5 µV/V/mm Hg
<0,1 mm Hg/dag gedurende 7 dagen
25 Hz (-3 dB)
0,1 mm Hg
<169 mW bij 6,5 VDC (gelijkstroom)
en <25 mW bij 2,5 VDC (gelijkstroom)

Quicklinks ausblenden:

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis