Herunterladen Diese Seite drucken

Teleflex ARROW Bedienungsanleitung Seite 14

Produkt für die arterielle katheterisierung

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 25
6. Verwijder de beschermdop. Test het opvoeren en terugtrekken van de voerdraad door
een naald met behulp van de voerdraadhandgreep, om te controleren of alles correct
werkt. De vleugelclip van het katheteraanzetstuk, indien verstrekt, kan desgewenst
worden verwijderd.
Voorzorgsmaatregel: Zorg er vóór het inbrengen voor dat de voerdraad naar de
oorspronkelijke positie van vóór het inbrengen is teruggebracht, anders kan de
terugvloeiing van bloed worden belemmerd.
De katheter inbrengen:
7. Voer een arteriële punctie uit. Terugvloeiing van bloed in het transparante
aansluitstuk van de introducernaald geeft aan dat er een correcte toegang tot het
bloedvat is verkregen (zie afbeelding 1).
Voorzorgsmaatregel: Als beide vaatwanden worden gepuncteerd en daarna de
voerdraad wordt opgevoerd, kan dit een onbedoelde subarteriële plaatsing tot
gevolg hebben.
8. Nadat terugvloeiing van bloed is bereikt, verkleint u de hoek van het hulpmiddel met
de huid tot 10-20 graden en voert u het gehele plaatsingshulpmiddel maximaal 1
tot 2 mm verder op in het bloedvat om ervoor te zorgen dat de katheter zich in het
bloedvat bevindt.
9. Stabiliseer de positie van de introducernaald en voer de voerdraad met behulp van de
voerdraadhandgreep voorzichtig op in het bloedvat (zie afbeelding 2).
Voorzorgsmaatregel: Voer de voerdraad alleen op als er vrije terugvloeiing van
bloed in het naaldaansluitstuk is.
Als de referentiemarkering op de transparante doorvoerbuis samenvalt met de rand van
de binnencilinder van de voerdraadhandgreep, bevindt de tip van de voerdraad zich ter
hoogte van de naaldtip.
Waarschuwing: Als de voerdraad zich in het bloedvat bevindt, mag deze niet
worden teruggetrokken tegen de afschuining van de naald, om het risico op
beschadiging van de voerdraad te beperken.
Voorzorgsmaatregel: Als er weerstand wordt gevoeld bij het opvoeren van de
voerdraad, mag geen kracht worden gebruikt, maar moet het geheel worden
teruggetrokken en een nieuwe poging worden gedaan met een nieuwe
punctie.
10. Houd het aansluitstuk van de introducernaald stevig op zijn plaats en voer de katheter
over de voerdraad op in het bloedvat (zie afbeelding 3).
Het inbrengen voltooien:
11. Houd de katheter op zijn plaats en verwijder de voerdraad en/of het systeem,
naar gelang wat van toepassing is. Een pulserende bloedstroom wijst op positieve
plaatsing in de arterie.
Voorzorgsmaatregel: Breng de naald niet opnieuw in de katheter in; dit kan
tot letsel bij de patiënt of beschadiging van de katheter leiden.
De katheter fixeren:
12. Bevestig een afsluitkraan, een injectiedop of een verbindingsslang aan het
katheteraanzetstuk. Zet de katheter op de gewenste manier vast op de patiënt met
behulp van hechtvleugels, een hechtgroef of een vleugelclip, indien verstrekt.
Waarschuwing: Bij het vastzetten van de katheter op de patiënt moet worden
opgepast dat de katheter niet per ongeluk wordt geknikt bij het aansluitstuk;
dit kan leiden tot beschadiging of breuk van de katheter en verlies van
arteriële-monitoringsmogelijkheden.
Waarschuwing: Breng geen tape, nietjes of hechtdraad direct op
het centrale kathetergedeelte aan, om het risico te beperken dat de
katheter wordt beschadigd, de stroming erin wordt belemmerd of de
monitoringsmogelijkheden nadelig worden beïnvloed. Fixeer de katheter
uitsluitend op de aangeduide stabilisatieplaatsen.
Voorzorgsmaatregel: Vermijd plaatsing of fixatie in een gebied waar buiging
optreedt.
Katheterstabilisatiehulpmiddel (indien verstrekt):
Een katheterstabilisatiehulpmiddel moet worden gebruikt conform de gebruiksaanwijzing
van de fabrikant.
13. Documenteer de inbrengprocedure.
Zorg en onderhoud:
Verband:
Leg het verband aan conform de beleidsregels, procedures en praktijkrichtlijnen van de
instelling. Verwissel het verband onmiddellijk als het niet meer intact is (bijvoorbeeld als
het vochtig of vuil is, loskomt of niet langer afsluitend is).
Voorzorgsmaatregel: Beperk manipulaties van de katheter gedurende de
gehele procedure tot een minimum zodat de tip in de juiste positie blijft.
Doorgankelijkheid van katheter:
Handhaaf de doorgankelijkheid van de katheter conform de beleidsregels, procedures
en praktijkrichtlijnen van de instelling. Alle medewerkers die zorgen voor patiënten
met perifere intravasculaire hulpmiddelen moeten weten hoe ze effectief met katheters
moeten omgaan, om de verblijftijd ervan te verlengen en letsel te voorkomen.
Instructies voor het verwijderen van de katheter:
Gebruik een aseptische techniek en volg de beleidsregels en procedures
van de instelling.
1. Verwijder het verband.
Waarschuwing: Verwijder het verband niet met een schaar, om het risico van
knippen in de katheter te beperken.
2. Verwijder het katheterfixatiehulpmiddel of de hechtdraden en let daarbij op dat u
niet in de katheter snijdt.
3. Verwijder de katheter langzaam.
Waarschuwing: Gebruik geen overmatige kracht bij het verwijderen van de
katheter. Als u bij het verwijderen weerstand ondervindt, stop dan en volg
de beleidsregels en procedures van de instelling voor moeilijk te verwijderen
katheters.
Waarschuwing: Blootstelling van de arteriële circulatie aan atmosferische
druk kan ertoe leiden dat er lucht in de circulatie komt.
4. Nadat de katheter is verwijderd volgens de beleidsregels en procedures van de
instelling, oefent u druk uit op de plaats.
5. Dek de plaats af met een steriel occlusief verband.
6. U dient de procedure van het verwijderen van de katheter, met inbegrip van de
bevestiging dat de gehele katheterlengte is verwijderd, te documenteren conform de
beleidsregels en procedures van de instelling.
Literatuur betreffende patiëntenevaluatie, opleiding van de clinicus,
inbrengtechnieken en mogelijke met deze procedure gepaard gaande complicaties
kunt u vinden in standaardhandboeken, de medische literatuur en de website van
Arrow International LLC: www.teleflex.com
Een pdf-bestand met deze gebruiksaanwijzing is beschikbaar op www.teleflex.com/IFU
Voor een patiënt/gebruiker/derde in de Europese Unie en in landen met identieke
regelgeving (verordening 2017/745/EU betreffende medische hulpmiddelen); als er zich
tijdens het gebruik van dit hulpmiddel of als gevolg van het gebruik ervan een ernstig
incident heeft voorgedaan, dient u dit te melden aan de fabrikant en/of de gemachtigde
van de fabrikant en aan uw nationale autoriteit. De contactgegevens van nationale
bevoegde autoriteiten (aanspreekpunten voor vigilantie) en verdere informatie vindt u
op de volgende website van de Europese Commissie: https://ec.europa.eu/growth/
sectors/medical-devices/contacts_en
14

Werbung

loading