5.3. Storingscodes
De controleur ADC (Advanced Digital Control) geeft de storingscodes aan voor de diagnose van de storingen. De gebruikte
storingscodes, hun beschrijving en de voorgeschreven corrigerende maatregelen zijn weergegeven in figuur 3.5.
ldentificeer en corrigeer de reden die de storing veroorzaakt. Reset vervolgens de controleur na het stoppen door een storing. Zie
paragraaf 3.5.1.
5.4. Diagnose van de storingen van de ADC controleur
Figuur 5.2 en 5.3 geven gedetailleerde informatie met betrekking tot storingzoeken voor de ADC 2100 en ADC-RES (Advanced
Digital Control) controllers, alsmede mogelijke oplossingen.
Storing(en)
De controller krijgt geen elektrische voeding.
De draadbrug voor permanente voeding zit niet
op zijn plaats en het stroomaggregaat is
gedurende minstens 48 uur niet gebruikt.
De
doorgebrand.
Controller LED's
Onvoldoende of geen accuspanning.
uit
De hoofdschakelaar van het stroomaggregaat staat
op "OFF/RESET".
De hoofdschakelaar van het stroomaggregaat staat
op "AUTO", maar er is geen startcommando
ontvangen sinds de controller voor het laatst gereset
is.
Storing(en)
De controller krijgt geen elektrische voeding.
De
doorgebrand.
Onvoldoende of geen accuspanning.
De hoofdschakelaar van het stroomaggregaat staat
op "OFF/RESET".
Controller LED's
De controller staat in de slaapstand.
uit
Zie paragraaf 3.6.2.
Mogelijke oorza(a)k(en)
zekering
van
de
Figuur 5.2: Tabel voor het opsporen van storingen bij de ADC 2100 controller
Mogelijke oorza(a)k(en)
zekering
van
de
Figuur 5.3: Tabel voor het opsporen van storingen bij de ADC-RES controller
Het display van de controller wordt automatisch
ingeschakeld wanneer er een startcommando op
afstand
hoofdschakelaar
"RUN" wordt gezet. Zie paragraaf 3.6.
Breng indien nodig de draadbrug aan in de positie
voor permanente voeding.
controller
(F3)
is
Vervang de zekering. Als de zekering weer
doorbrandt, neem dan contact op met een erkende
vertegenwoordiger.
Controleer de aansluitingen.
Controleer
stroomaggregaat. Zie figuur 5.4.
Zet de hoofdschakelaar van de generator op
"AUTO" of "RUN".
Geen actie nodig (zie paragraaf 3.1.). Het display
van de controller wordt automatisch ingeschakeld
wanneer er een startcommando op afstand wordt
ontvangen of wanneer de hoofdschakelaar van het
stroomaggregaat op "RUN" wordt gezet. Gebruik
indien
stroomaggregaat te starten en het display van de
controller te activeren.
controller
(F3)
is
Vervang de zekering. Als de zekering weer
doorbrandt, neem dan contact op met een erkende
vertegenwoordiger.
Controleer de aansluitingen.
Controleer
stroomaggregaat. Zie figuur 5.4.
Zet de hoofdschakelaar van de generator op
"AUTO" of "RUN".
Het display van de controller wordt automatisch
ingeschakeld wanneer er een startcommando op
afstand
hoofdschakelaar
"RUN" wordt gezet. Gebruik indien nodig de
afstandsschakelaar om het stroomaggregaat te
starten en het display van de controller te activeren.
Zie paragraaf 3.6.
Bij controllers met versie 1.13 of hoger van de
applicatiecode
geactiveerd of gedeactiveerd. Zie figuur 2.39 voor
instructies.
72/73
Correctieve maatregel(en)
wordt
ontvangen
of
van
het
stroomaggregaat
de
accu
en
acculader
nodig
de
afstandsschakelaar
Correctieve maatregel(en)
de
accu
en
acculader
wordt
ontvangen
of
van
het
stroomaggregaat
kan
de
slaapstand
wanneer
de
op
van
het
om
het
van
het
wanneer
de
op
worden